mercredi 28 décembre 2016

Wuppertal, zijn zweeftrein en zijn Friedrich-Engels-marketing



Wij reden deze zomer per fiets de Ruhr af. In Hattingen verlieten wij even de Ruhrtalweg en reden langs een vroeger koolspoor naar Wuppertal. De streek rond Sprockövel et Schee is de bakermat van de koolmijnen in de Ruhr, omdat de kolenlagen daar, zoals in het Luikse, niet diep zitten. Ik postte hierover een blog (in het Frans).
Wij passeerden er onder andere in de Scheetunnel (722 Meter). In de tunnel werden in 1944 onderdelen van de Messerschmidt gemonteerd. Het is mooi rijden, met maximum twee percent stijging, door een strek die ze hun klein Zwitserland noemen.
De meeste vroegere stations zijn er nog. Wij stopten in Wuppertal aan het Bahnhof Mirke, vandaag »Utopiastadt«. Daar zit zowat alles wat creatief is in Wuppertal samen: Urban Gardening, de Bergische Bürgerkraft Energiegenossenschaft, »Ingenieure ohne Grenzen«, recyclage-experimenten, een eetcafé »Hutmacher«  enz. Eind 2016 vierde dit initiatief zijn vijfde verjaardag. Vanuit dit station is het bergaf naar het stadscentrum.
Wuppertal is gekend door zijn "Schwebebahn",  zweeftrein of "hangende metro". Die monorail is meer dan een eeuw na zijn inhuldiging nog altijd de hoofdslagader van het openbaar vervoer. 35 minuten van eindstation tot eindstation. 20 stations zijn bewaard gebleven, van het Jugendstil-station Werther Brücke tot de hypermoderne, pas 1999 in gebruik genomen glasconstructie Kluse, over 13,3 kilometer, met een prachtig zicht op de stad in de vallei. Meer dan 1,5 miljard mensen zijn er in de 110 jaar durende geschiedenis mee over Wuppertal gezweefd. De uitvinder Eugen Langen heeft ook de Gasmotorenfabrik Deutz gesticht en wierf Gottlieb Daimler aan als productieverantwoordelijke. Die man had vele snaren op zijn viool…

Friedrich Engels en de citymarketing

Wij gingen er ook Engels groeten (voor de kenners: in de deelgemeente Barmen). Friedrich Engels was een boezemvriend van Karl Marx. Hij heeft na diens dood de uitgave van boek II en III van het Kapitaal verzorgd. Barmen is een schoolvoorbeeld van vroege industrialisering. De herenhuizen van de familie Engels lagen naast de fabrieken en de huizen van de arbeiders. In 1837 moest de jonge Friedrich van zijn vader zijn middelbare studies opgeven om een stage te doen als bediende in een grote firma in Bremen. Engels Sr. kwartierde zijn achttienjarige zoon in bij een strenge Bremense dominee. Met als gevolg dat de jonge Engels overtuigd atheïst werd. In 1842 vertrekt hij naar Manchester om in een filiale van de familie Ermen|Engels te werken.
Het geboortehuis van Friedrich Engels werd verwoest in de Tweede Wereldoorlog, in 1943. Het Engels-Museum is ondergebracht in een van de huizen van de familie. Men heeft er ook in 1983 het Museum für Frühindustrialisierung (1750- 1850) ondergebracht. Wat niet slecht gezien is. Marx refereerde bij het schrijven van zijn ‘Kapitaal’ naar de ervaringen van Engels met die vroege industrialisering. Engels stond er midden in, eerst in Barmen, en later in Manchester.
Wuppertal is het beeldmateriaal voor de Multivisionsraum „Fabrik“gaan halen bij de stoom- en textielmachines uit de Quarry Bank Mill in Manchester. Die Quarry bank is een museale wereldtop: ik bezocht die toen mijn dochter Line voor Erasmus in de streek was. En het museum van Wuppertal heeft daar goed uit zijn doppen gekeken en hebben op hun niveau iets interessants gemaakt.
Naast het Engelshaus is er ook een Engelsgarten aangelegd, met een Noorse esdoorn, drie beuken, een paardenkastanje en een hazelaar uit de voormalige tuin van de familie Engels.
De stad wilde een standbeeld van Friedrich Engels, in het kader van zijn citymarketing: zij wilden een graantje meepikken van de Chinezen die op hun Europa-tour met duizenden het Marx Haus in Trier bezochten.

Een standbeeld ‘Sterk Links’

In 1975 besloot Wuppertal een beeld te kopen in het kader van het NRW-programma "de verfraaiing van het stedelijk landschap." Een Engels-standbeeld voor de Engelsgarten. Johannes Rau, Minister-president en vroegere Burgemeester van Wuppertal, had wel de mensen wat moeten sussen die vreesden dat de stad een "Mekka der Linksradikalen" zou worden.
Het budget was 130.000 DM. Ze vroegen daarvoor de Oostenrijkse beeldhouwer van wereldniveau Alfred Hrdlicka. Zijn oeuvre draait rond de thema's fascisme, oorlog en geweld. Wij zagen een van de bekendste werken voor het Albertina Museum in Wenen https://nl.wikipedia.org/wiki/Alfred_Hrdlicka  : het "Memoriaal tegen de oorlog en het fascisme".
Ze hadden zich eigenlijk wat beter moeten informeren over Alfred Hrdlicka. Deze noemde zich de laatste Stalinist. Hij werd geboren in 1928 in een communistische familie in Wenen. Zijn vader was onder de nazi’s opgepakt en had als dwangarbeider voor de Todt-organisatie moeten werken. Onze beeldhouwer zelf dook onder om niet gemobiliseerd te worden. Na de oorlog werd hij lid van de KP. Hoewel hij zei dat hij zijn lidkaart verloren was met de Hongaarse opstand bleef hij communist tot in de kist. Hij was nog parlementskandidaat voor de communistische partij in 1999. Op zijn begrafenis noemde Oskar Lafontaine hem een groot marxist.
Het moet gezegd worden dat het eerste ontwerp van Hrdlicka tamelijk onschuldig was: een opengeslagen boek, waaruit mensen naar het licht opmarcheerden. Het beeld raakte maar niet af en men gaf er zich rekenschap van dat de kunstenaar een ander ontwerp aan het uitwerken was: "eine unheimlich starke Hand, eine unheimliche Linke" (een ongelooflijk sterke hand, een ongelooflijke linkse).
Als ze in Wuppertal het standbeeld ‘Die starke Linke’ (Sterk Links) onder ogen kregen brak de hel los. Hrdlicka had een allegorie gemaakt op het Communistisch Manifest, waar de proletariërs slechts hun ketenen te verliezen hebben. Een sterke linkerarm probeert de ketens te verbreken, een symbool voor de vrijheid van het proletariaat; de linkerarm is een symbool van de sterkte en de macht van de arbeidersbeweging. "Muckertal", zoals Engels zijn geboortestad noemde, (mucken = mokken) was geschokt: ze hadden een beeld besteld, maar geen links beeld. Ze wilden enkel een sculptuur voor het
Engels-Park. De plaatselijke CDU-vertegenwoordiger noemde Engels een soort "Vorläufer von Goebbels". Daarbovenop kwam nog een financiële kwestie. Aangezien de steengroeve in Carrara zijn blok marmer al in de ruwe vorm had laten kappen, zoals ze voor alle beelden deed, had Hrdlicka zonder iets te zeggen een nieuw blok marmer laten komen: acht ton, 3,50 meter hoog. Hij vroeg daarvoor een extra vergoeding van DM 70.000 bovenop de overeengekomen 130 000 Mark.
 Toen men hem het transport en de sokkel wilde doen betalen ging voor Hrdlicka "der Ofen aus". Hij vroeg 300 000 Mark. „Als Richard Serra een slab als kunstwerk kan doen doorgaan, dan laat ik een ruwe blok marmer naar Wuppertal komen, "als Kunstwerk". Het Engels-beeld doe ik dan cadeau aan mijzelf ". De stadsraad schold hem uit voor "communist"; zowat het ergste verwijt dat men in Duitsland naar het hoofd geslingerd kan krijgen.
Uiteindelijk heeft de kunstenaar zijn geld gezien in 1981; op 2 juli de sculptuur ingehuldigd, zonder de CDU.

De Chinese Volksrepubliek geeft aan Wuppertal een standbeeld van Engels

En blijkbaar is de stad erin geslaagd het Engelshaus op het Europees circuit vande Chinese politieke kaders te plaatsen. Ze hebben wel een speciale invalshoek: Engels leidde een fabriek, en speculeerde zelfs met succes op de katoenstocks. Engels was een groot militair denker, en volgde de Amerikaanse burgeroorlog tegen de slavenstaten, waar het katoen zat, op de voet.
Ik ben er trouwens van overtuigd dat een belegger met een grondige kennis van de marxistische economie interessante zaken kan doen. Ik voorspelde bijvoorbeeld de overwinning van Mittal op Dollé, bij zijn openbaar aanbod tot overname van Arcelor. Ik heb weliswaar geen aandelen gekocht (wat eigenlijk een beetje spijtig is). Voor mij diende het als argumentatie om de syndicalisten ervan af te houden hun toenmalige patroon Dollé niet te steunen. Het was trouwens Dollé en Arcelor die beslist hadden de continentale staalproductie te sluiten.
Dertig jaar na de vrij controversiële ervaring met Die Starke Linke, in 2010, bood de Chinese Volksrepubliek aan Wuppertal een 3,95 meter hoog standbeeld van Engels aan. Dit aanbod werd in november 2013 door de gemeenteraad aangenomen. Het beeld van de kunstenaar Zeng Chenggang was er in juni 2014: een denkerspose, stilistisch ergens tussen een Aziatische Manga en socialistisch realisme. Er is geen sokkel, waardoor het beeld bijna op het niveau van de toeschouwer staat. Bijna, want het is tenslotte 3,85 meter hoog.
Er staat een citaat van Engelsop:

“Arbeid is de bron van alle rijkdom, beweren de politieke economen. Dit voorziet het — naast de natuur — van het materiaal dat het omzet in rijkdom. Maar het is ook oneindig veel meer dan dat. Het is de voornaamste basisvoorwaarde van alle menselijk bestaan, zodat we in zekere zin kunnen zeggen: arbeid deed de mens ontstaan”.
Bij de inhuldiging zei de Burgemeester Jung: "eigenlijk mag geen enkele Chinees het land meer uit voor hij zich langs dit standbeeld heeft laten fotograferen." De Chinese ambassadeur antwoordde: „ik heb de boodschap goed ontvangen. 600.000 toeristen kommen uit China, blijven twee dagen en geven 800 Euro uit." Zelfs de betogers van de Marxistisch-leninistische Partij MLPD lachten mee, een beetje groen. Ze vonden het zelfs goed dat het standbeeld er was, maar dan niet als symbool van het kapitalisme en van de Chinezen, die toch "geen echte Communisten" meer waren. Nu, de stad had voor alle zekerheid toch 300 politieagenten opgetrommeld voor de vijf activisten van de MLPD. "Ach ja, das sind immer dieselben, man kennt sich", zei een politieman, "das sind eigentlich alles ganz nette Leute."

De weerstandsgroep “De Zwarte Hand”

En wie kwamen wij in Wuppertal nog tegen: mijn schoonbroer Jan Hertogen. Niet in vlees en bloed, maar in een brochure van de ‘Verein für Erforschung der sozialen Bewegungen in Wuppertal’. Die vereniging organiseert er o.a. wandelingen in de sporen van de nazitijd in Wuppertal. In de herfst van 1941 zijn 111 mensen van de weerstandsgroep “De Zwarte Hand” uit Antwerpen als Nacht en Nevel gevangenen naar Wuppertal gevoerd. Slechts 37 overleefden de oorlog. Jan heeft hun geschiedenis gereconstrueerd. Hij sprak er nog op 16 april 2016, als ‘Vertreter der Angehörigen u. Freundinnen der belg. Widerstandsgruppe „De Zwarte Hand“’.
Voor de weerstander Staf Vivijs is het “moeilijk te zeggen wat mij in Wuppertal het ergst heeft gekweld: de vernedering door verwaande cipiers, of het monotone geknars van die Schwebebahn of hangtram, die boven de Wupperrivier het noordelijk met het zuidelijk deel van de kilometerlange stad verbindt en mij door dat akelig geluid elke morgen vroegtijdig uit de allesvergetende slaap deed ontwaken?
Hij heeft manifest minder plezier gehad aan zijn verblijf in Wuppertal als wij…
Paula in het Mirkestation

Voor de Ruhr zie (in het Frans)
Mijn volgende blog gaat over de Ruhrtalradweg, een fietsweg van de bron tot aan de monding.


lundi 26 décembre 2016

Wandeling door de vurige stede Luik, van de Guillemins over de Boverie naar het centrum



Ik ben een greeter. Hierbij een voorstel van wandeling vanuit het station Liège-Guillemins. Wist U dat dit bijna "Liège-Limburg" noemde?
Een suggestie gelanceerd door wijlen Steve Stevaert en de Waalse minister van Economie, Jean-Claude Marcourt.
Dit is geen station, maar een kunstwerk! Calatrava zegt het zelf: "Als men in het station staat bekijkt men niet meer de vorm maar is men in de ruimte, is men het kunstwerk binnengedrongen." De BBC sprak – terecht – over de Guillemins als “his latest sculpture”. Maar juist zoals niemand Miss België zal vragen om een lek te komen repareren raad ik ten stelligste af om de artiest Calatrava te vragen om een bouwwerk te realiseren. Dat is gegarandeerd om moeilijkheden vragen! Zie hiervoor mijn blog

In het teken van de vurige stede

Onze wandeling staat in het teken van de vurige stede. Iets wat men associeert met de supporters van de Standard, maar eigenlijk de titel van een historische roman uit 1905 van graaf Henry Carton de Wiart, die verwijst naar de brand van de stad door Karel de Stoute in 1468. Wij worden er vanaf onze eerste stappen mee geconfronteerd. De toren van Rosen rechts van ons staat er nog omdat hij in 1959 geklasseerd is, maar het huis Rigo op het einde van de esplanade in wording staat er nog omdat er een actiecomité vraagt om het te behouden.
En voor de rest is er de strijd tussen bouwpromotoren en tussen toparchitecten zoals Calatrava en architectenbureau Jaspers-Eyes.
http://www.jaspers-eyers.be/
Drie bouwpromotoren willen er tienduizenden meters bureaus neerplanten: Fedimmo heeft zijn (mooi) gebouw voor het Calatrava-kunstwerk neergepoot, tot groot verdriet van de kunstenaar die jaren geprobeerd heeft dit project af te stoppen, en breit daar nog een «Paradis Express» aan. In 2016 verwerpt de Staatsraad het beroep van de NMBS (lees: Calatrava) tegen Fedimmo…. Een derde eend in de bijt is de Circusgroep die geduldig alle gebouwen die in de buurt te koop kwamen heeft opgekocht.

Een nieuwe as van het station naar een winkelcentrum

De stad Luik en Infrabel hebben jarenlang geprocedeerd over hoe de esplanade er moest uit zien.
Calatrava heeft zijn waterpartij en grasveldje. De stad wil in het kader van de stadvernieuwing een nieuwe as creëren die van het station naar het winkelcentrum Mediacité gaat, met een nieuwe voetgangersbrug over de Maas en een nieuw museum als publiektrekker middenin. Dit wordt het begin van onze wandeling, tot aan het nieuwe museum tenminste. Laten wij dat winkelcentrum voor wat het is. Voor de opening van Primark in Hasselt hoorde men in de Primark van de Mediacité veel Limburgs….

Greisch en 'la belle liégeoise'

Luik heeft de kaaien voor de Guillemins helemaal opnieuw aangelegd, en geprobeerd die verkeersluw te maken. Misschien moet een deel al heraangelegd worden om de Tour de France er te laten passeren. Als sluitstuk is in de zomer van 2016 een nieuwe voetgangersbrug gebouwd over de Maas. Die mooie brug is het werk van het ingenieursbureau Greisch, een topper op wereldvlak. De viaduct van Millau is Greisch. De brug van Wandre gebouwd in 1987 werd zes jaar later al geklasseerd als historisch patrimonium.

Théroigne, amante du carnage, excitant à l’assaut un peuple sans souliers

De voetgangersbrug kreeg de naam van la Belle Liégeoise. Dit was de bijnaam van Anne-Josèphe Théroigne de Méricourt, http://perso.infonie.be/liege06/12douze10.htm
een naam die men terecht te moeilijk vond. In Parijs vonden ze dat Méricourt voornamer klonk. Haar vader was van Marcourt in de provincie Luxemburg. Maar dat was in Parijs geen probleem om haar Liégeoise te noemen. Dit is dus geen imperialisme van de Luikenaars. Marcourt maakte in die periode trouwens nog deel uit van het Prinsbisdom Luik…
Deze feministe avant la lettre riep in 1792 op een falanx van amazones op te richten. Over haar schreef Charles Baudelaire in Les Fleurs du Mal : « Avez-vous vu Théroigne, amante du carnage, / Excitant à l’assaut un peuple sans souliers, / La joue et l’œil en feu, jouant son personnage, / Et montant, sabre au poing, les royaux escaliers ? »
Het was vooral een avonturierster, zoals in alle revoluties opduiken. Maar er zijn rond haar persoontje een pak mythes geweven, vanuit royalistische kringen. Waardoor het moeilijk is haar rol(letje) in de Franse revolutie juist in te schatten. Ze werd ‘onderhouden’ door de speculant Brissot, speculant en en passant ook leider van de Girondijnen. De Montagnards van Robespierre klaagden haar in mei
1793 aan als en handlangster van die Brissot, waarna ze zo’n rammeling kreeg van de ‘tricoteuses’, de Jacobijnse vrouwengilde, dat ze het verstand erbij verloor. Haar broer liet haar opsluiten in het hospitaal van de Salpétrière waar ze 23 jaar later stierf. Maar bedekken wij op onze wandeling in de vurige stede dit oordeel van de geschiedenis met de mantel der liefde en onthouden wij dat la belle liégeoise een revolutionaire was.


Een standbeeld van Jef Lambeaux

Voor het museum, in de rozentuin, een standeeld van Jef Lambeaux
 ‘Le faune mordu’ had in 1903 in het driejaarlijks Salon van Brussel gestaan en het jaar erop in de internationale kunsttentoonstelling van de Düsseldorf . Het had een medaille gekregen op de wereldtentoonstelling van Saint-Louis. In 1905 wilde de wereldtentoonstelling van Luik die in de Boverie hebben, maat het katoliek dagblad "La gazette de Liège" kwam daar tegen op en het beeld werd afgevoerd. Een gemeenteraadslid stelde voor het werk te kopen om dit affront aan de beeldhouwer te herstellen en het beeld komt in het Musée des Beaux-Arts terecht. Het is pas in de jaren 50 dat het in de Boverie zijn plaats vondt.
Lambeaux  maakte ook de Brabo in Antwerpen en het paviljoen van de menselijke driften in een gebouw van Horta in het Jubelpark. Het paviljoen bleef tot voor kort gesloten voor het publiek. In Sint Gillis bleef zijn "Godin van de Bocq " in de kelders staan tot in 1976 (llb 29 novembre 2008).

De Mativa-brug en de wereldtentoonstelling van 1905

Aan de andere kant van het Boverieeilandje een andere voetgangersbrug die 100 jaar geleden ook revolutionair was in het gebruik van gewapend beton. De Mativabrug is gebouwd voor de wereldtentoonstelling van 1905 en is ook geklasseerd. De Amerikanen installeerden in 1945 een reparatiewerkplaats voor hun tanks op de Boverie. Dat brugje heeft dat overleefd. Gelukkig dat de Shermantanks lichtgewichten waren… Van dezelfde periode dateren de twee stalen bruggen van Fragnée en Fetinne, ook kunstwerken.

De cybernetische toren van Schöffer

1956 ballet Béjart op dak van Cité Radieuse met robot van Schöffer
In de jaren vijftig was cybernetica een modewoord, zoals vandaag digitaal. Een aantal kunstenaars surften op die hype. Een ervan was de Frans-hongaarse kunstenaar Nicolas Schöffer. Zijn eerste sculptuur 'cybernétique autonome' (CYST 1) stond op het dak van de cité radieuse van Le Corbusier in 1956. Maurice Béjart waagdeeen danspasje met die ‘robot’; en voor Philips ontwierp hij Lumino, in 1968.
Die kerel bruiste van ideeën, met o.a. een cybernetische stad, en voor mij persoonlijk zijn top: zijn Percussonor, een sculptuur om op te kloppen en te schoppen en zo geweld in schoonheid om te zetten, «sculptures à taper dessus pour transformer la violence en beauté ».
Hij is naar Luiks model in 1963 een versie van 360 meter begonnen op la Défense in Paris. De dood van zijn sponsor president Pompidou maakte daar een einde aan maar Paris Match zette het project in 1970 nog op de voorpagina van een themanummer « Paris dans 20 ans ».
In 1961 kocht Luik zijn 'tour cybernétique', een kunstwerk van 52 meter hoog. Het maakte lawijt, er bewoog van alles en er floepten lichten uit en aan, dit alles in interactie met de temperatuur, de wind en stadsgeluiden. De kunstenaar had zelfs een « moteur d’indifférence » voorzien die willekeurig tussenkwam om alle monotonie te verbreken. Tien jaar later viel het ding stil. Eigenaardig genoeg heeft een collectief veertig jaar lang geijverd om dat kunstwerk te restaureren en ik denk zelfs dat zij get grootste deel van de kosten op zich hebben genomen. Het architectenbureau Philippe Greisch stond in voor de restauratie, met nieuwe mobiele panelen uit roestvrij staal, nieuwe verlichting, LED, nieuwe elektronakoestische apparatuur, digitale snufjes enzovoort.

De Aarde en Het Water: een beeldhouwer uit de school van Sint Idesbald

Wij volgen de Ravel, Réseau Autonome des Voies Lentes , langs het congressenpaleis, naar de brug Albert I. Die werd in 1964 ingehuldigd in aanwezigheid van George Grard die de twee beelden maakte aan de rechtervoet van de brug: De Aarde en Het Water. Dezelfde Grard maakte ook De Lente voor het Middelheim Museum, een Zittende Vrouw bij de de Nationale Bank in de, Berlaimontlaan te Brussel; en De Zee bij het casino te Oostende. Zijn Grote Afrikaanse stond op de Wereldexpo van 1958.

Een lange zwangerschap voor het monument van Pierre Caille

Aan de overkant van de brug een beeld van Pierre Cailleuit dezelfde school van Sint Idesbald, "Liège à ses enfants morts pour elle". Caille was afkomstig van Doornik, bakermat van het wandtapijt. Hier een mooi wandtapijt van zijn hand met als titel: ‘Chevaux, manants et chevaliers’. Op zijn nogal abstract monument staan negen datums, hoogtepunten uit de Luikse geschiedenis, met onder andere de slag bij Vottem in 1346, onze Guldensporenslag; de nederlaag van de Hedroits in Othée in 1408 en de Luikse revolutie van 1789. Ik schreef over elk van die revoltes een blog (in het Frans)
http://hachhachhh.blogspot.be/2014/02/la-bataille-de-vottem-de-1346-notre.html
Caille en zijn wandtapijt
Deze hulde aan wie zijn leven gaf voor Luik gaat veertig jaar terug, na de WOI, toen koning Albert afkwam met een voorstel voor een ‘Monument interallié’, die wij links van ons zien, op de huevel van Cointe boven de Guillemins. Dit project van Albert was heel complex, een alliantie van de Kerk (die er een basiliek bouwde) met Albert die de toren gebruikte als kapstok voor zijn naoorlogse internationale strategie. Spanje heeft er een plaats, hoewel dit land neutraal was. Polen dat (nog) niet bestond in 14-18 kon moeilijk tot de geällieerden gerekend worden. Cuba betaalde een bijdrage, hoewel geen enkele Cubaan in WOI heeft gestreden. China betaalde ook, hoewel het eerder slachtoffer als deelnemer was aan die oorlog http://hachhachhh.blogspot.be/2015/04/le-memorial-interallie-de-cointe.html
De stad Luik weigerde mee te werken aan het project, en kwam af met een tegenvoorstel: een belfort bouwen en ‘hommage aux Liégeois combattant depuis dix siècles pour la liberté’. Dit belfort kwam er niet en uiteindelijk besloot men na een tweede wereldoorlog het geld te besteden aan dit monument op de pont Albert. Het is dus niet alleen een neus naar de Mémorial interallié, maar ook aan Albert die onderaan de brug staat, op een ongezadeld paard. Ik denk niet dat de afwezigheid van een zadel een politieke act is van de beeldhouwer Lagae.

Een beeldenpark

Het kan niet op met beelden. Beneden aan de brug is ook een abstracte compositie van Paul Renotte (1964). Renotte was na de oorlog communistische schepen van cultuur.
En verder is er nog ‘Relief au Lieutenant Graff ‘, en hier zitten wij met een zeer politiek geladen onderwerp.
Deze luitenant maakte deel uit van de Belgische troepen die na de oorlog de Roer bezetten om de oorlogsschadevergoedingen af te dwingen. Hij werd er door een Duitse terrorist vermoord op een tram en werd in België een martelaar voor de ‘goede’ zaak. Luik organiseerde een hulde en deze gedenkplaat kwam aan de ‘passerelle’ terecht. In 1940 werd die door de Duitsers verwijderd en ze kwam in een hangar terecht. Twintig jaar later werd die opgevist om beneden aan de brug Albert I geplaatst te worden.
En tenslotte hebben wij ‘L'Arbre et son ombre’ van Daniel Dutrieux (1991) Die bomen zijn uitgekozen voor kleur en vorm. Het grondplan betekent «boom» in brailleschrift. De plaveien gaven op de middaguur van de zonnewende in het jaar 2000 de schaduw van de bomen weer, en kunnen in braille ook weer als ‘schaduw’ gelezen worden. Dutrieux gebruikte meermaals braille, om onze collectieve blindheid aan te klagen tegenover het klimaat. Het kon niet op: bij de inhuldiging kreeg hij een gedichtenbundel cadeau van François Jacqmin, met de titel (what else) L’arbre et son Ombre.

Het enige nationaal monument aan de weerstand

Wij zijn nog niet rond met ons beeldenpark. Voor ons les Terrasses d’Avroy.
Op deze karikatuur zien wij bisschop Doutreloux die de « Gazette de Liége » als vijgenblad gebruikt voor Li Tore, vandaag verzamelpunt voor de Sint Niklaasstoet van de studenten. Dat katholiek blad was eigendom van Joseph Demarteau, die aanstoot had genomen aan dit beeld. Daarom noemt men nu de stierentemmer « Djôsef » (Joseph).
De vier beeldengroepen van de terrassen brengen mens en dier samen, waar de mens het dier onderwerpt: naast Li Toré hebben wij « Bœuf au repos » (1885) van Léon Mignon, « Cheval dompté » (1884) van Alphonse de Tombay, « Cheval de halage » (1885) van Jules Halkin.
In het park het enige  nationaal monument voor de Weerstand 1940-1945, van de beeldhouwer Louis Dupont, die ook de beelden van de pont des arches kapte. Het werd ingehuldigd op 8 mei 1955. De linkergroep is de gewapende weerstand, en de rechter de intellectuele. Dupont wist waarover het ging: in 1941 werd hij met zijn broer Georges door de Duitsers aangehouden en in de Citadel van Hoei opgesloten.

De kerk van Sint Jacob de Mindere en de broers van Jezus

Wij gaan langs de Boulevard Piercot naar de Sint Jacobskerk, oorspronkelijk een Benedictijnenabdij. De westbouw dateert van 1155-1173. De crypte is nog ouder, en is van 1015. Bisschop Balderik II werd in 1018 in de crypte begraven. In het begin van de 15e eeuw begon men met een gotische bouw. Die geraakte maar af in 1538. Bouwmeester van Mulcken combineerde dan al laatgotiek en renaissance. Hij amuseerde zich ermee voor elk venster in de zijmuur een ander patroon te tekenen. Zijn stergewelven zijn spectaculair, en hun oorspronkelijke beschildering is bewaard gebleven. Het noorderportaal van 1558 is triomfalistische renaissance door de Lombard die ooit nog op de biljetten van honderd frank prijkte. Maar wat is nu nog honder frank…
Binnen zijn een reeks barokke beelden van Jean Del Cour. Ze zijn van beschilderd lindehout. Om marmer van Carrara te laten komen was er blijkbaar geen geld genoeg.
De beeldhouwers kregen vrij spel voor de miséricordes en de parcloses waar ze soms de monnikken op flessen trokken. Het gebrandschilderd glas is aan de kerk geschonken door de families van Hoorn en de La Marck. Stank voor dank: in 1568 werden de graven van Egmont en van Hoorn gehalsrecht in Brussel. De Coster schreef: en de koning erfde; hier was het de prins-bisschop. Hoorn had geen erfgenamen en Luik kreeg zijn leengoed in 1568, in ruil voor bewezen diensten aan de Contrareformatie.
De patroonheilige van de kerk is  Sint-Jacob de Mindere. Volgens Mt 12,46, Lc. 8,19, Joh 2,12 en 7,3-5 en 1Cor 9,5, had Jezus broers en volgens Mc 3,31 en 6,3 ook zusters. In Mc 6,3 en Mt 13,55 worden de vier broers met naam genoemd. Paulus (Gal 1,19) noemt Jacobus ‘broeder van de heer'. Er waren zelfs twee Jacobussen. Die van Compostella is gewijd aan een andere broer van Jezus, Jacobus de meerdere. De Luikse monniken voelden zich een beetje gestruft door die ‘mindere’ en stuurden in 1055 een monnik naar Compostella om een relikwie vast te krijgen van de meerdere. Wat in principe geen probleem moest zijn, want het lichaam van deze heilige was in zijn geheel aangespoeld in Galicië. Maar de Luikse gezant heeft geen risico willen nemen en heeft daar verteld dat zijn abdij toegewijd was aan Jacobus de meerdere. Een leugentje om bestwil?
Ziehier een prachtig schilderij van  La Catedral de Santiago el Menor (Lieja) in La Coruña.

Place Saint Paul: het FGTB en de Sint Pauluskatedraal

Via de rue Saint Remy gaan wij naar de Place Saint Paul. In 1948 kopen de Luikse Métallos FGTB daar een herenhuis. Tijdens de Koningskwestie ging daar een vergadering door van het stakingscomité, met syndicalisten zoals André Renard, Robert Lambion, Robert Gillon, en liberalen en communisten. Zij overwogen er een afscheiding van Wallonië. In 1975 bouwt de Regionale FGTB er zijn nieuw gebouw, toneel van vele concentraties.
Rechtover Saint-Paul, ooit een van de acht kapitelkerken, nu kathedraal. De crypte dateert van 966. In de XIIIe eeuw begint men de bouw van het schip. Dat zal drie eeuwen duren.
Deze gravure van Remacle Le Loup toont de kapittelkerk rond 1730, met een stompe, lage toren. Na de revoluties van 1789 wordt het kapittel ontbonden. Na het concordaat van 1801 kiest de nieuwe bisschop Saint-Paul als kathedraal, aangezien de vroegere, Saint Lambert, letterlijk was gedemonteerd als symbool van de tirannie. Napoleon vond die afbraak gauchistisch en in 1811 bouwde men op de stompe toren van Sint Paulus iets wat op de grote toren van Sint Lambertus leek. De stenen
kwamen van de ruines van de vroegere kathedraal. Nostalgie …

De Verlichting en de Société Libre d’Émulation


Langs de rue Soeurs de Hasque gaan wij naar de Place du XX Août. In het gebouw van de Société Libre d’Emulation zit nu het Théâtre de Liège. De Emulation gaat terug tot 1779 en is gesticht door de verlichte prins-bisschop François-Charles de Velbrück. Op 19 augustus 1789 presenteren de 600 leden van de Vereniging hun eerbetoon aan de revolutionaire burgemeesters. In 1792 zegt Constantin François de Hoensbroeck na zijn restauratie in een Mandement dat deze een vereniging van rebellen was geworden die zich er openlijk op toelegde opstandige principes te verspreiden («une société d'insubordination, généralement et publiquement vouée, pendant les troubles passés, aux principes de sédition qui les ont fait naître»).
Op XX augustus 1914 gaat het gebouw in de vlammen op, vandaar de naam van de plaats. In 1930 bouwt de stad er een neoklassiek gebouw dat eigenlijk nooit een definitieve invulling krijgt. In 1960 gebruikt de Universiteit de grote zaal als aula. Van 1985 à 2004 werd die gebruikt door het Conservatorium.
De beeldhouwer Louis-Eugène Simonis beitelt in 1866 André Dumont, die met zijn rechterhand de geologische rijkdommen toont. Aan zijn voet een mijnlamp. Dit standbeeld heeft de plaats ingenomen van Grétry die nu voor de Opera staat.
André Dumont (1847-1920) gaf in 1877 een brochure uit over de boringen in Nederlands-Limburg waar steenkool was ontdekt. Dumont was ervan overtuigd dat het steenkoolbekken zich verder noordwestwaarts uitstrekte. Boringen in 1897 in Lanaken wezen er op dat men aan de rand van een steenkoolbekken was. Dumont werkte samen met zekere Anton Raky (van het latere Foraky) die een revolutionaire methode ontwikkeld had met boorkoppen in diamant. In Elen stopte men de werken op 878 m diepte. In 1901 herbegonnen ze in As waar de eerste Limburgse steenkool op 541 m diepte gevonden werd. In de streek van As en Genk zijn vele ziekenhuizen, scholen enz. naar Dumont genoemd.

Een neogotisch postgebouw

In 1890 legt men een hele wijk plat voor een Hôtel des Postes. Edmond Jamar gebruikte voor dit neogotisch gebouw moderne technieken, beton en een stalen structuur. In de nissen staan de verschillende ambachten. De neogotiek was politiek zwaar beladen met nostalgie naar een maatschappij waarin meesters en gezellen zonder klassenstrijd in gilden georganiseerd waren. In de periode van absolute katholieke meerderheid (voor het algemeen stemrecht, van 1884 tot 1918) hebben de ‘kaloten’ overal neogotische kerken gebouwd maar ook publieke gebouwen zoals het Provinciaal paleis dat wij verder zullen zien, of deze Grande Poste. Het gebouw is geklasseerd; er zijn al minstens vijf projecten gelanceerd die allemaal een parking vroegen onder de place Cockerill. Een actiegroep PlaceCockerill heeft die kunnen blokkeren: het is niet logisch om op die manier auto’s tot in de stadskern aan te trekken.

La Passerelle

De voetgangersbrug dateert van 1880 en noemt officieel « passerelle de la Régence », zoals de straat waarvan zij in het verlengde ligt. De mensen van ’au-delà’ spreken van de « passerelle Saucy», en refereren daarbij naar de boulevard waarop zij uitgeeft in Outremeuse.

Rue de la Régence : La Wallonie

In de Rue de la Régence koopt het dagblad La Wallonie in 1922 een gebouw dat zij laten verbouwen door de architect Jean Moutschen.  Er was ervoor al een officieel orgaan geweest van de Luikse Werkliedenpartij POB. Het blad La Wallonie had geleefd van 1903 tot 1906. In 1919 was het Brussels dagblad Le Peuple een Luikse antenne begonnen, die in 1920 herdoopt wordt in ‘La Wallonie Socialiste’. De Luikse Métallos krijgen automatich een abonnement blad waardoor de oplage stijgt van 28 000 tot 50 000 exemplaren.
La Wallonie 12 mei 1937 Guernica (coll. ILHS)

Saint Denis: een mengeling van stijlen

Saint-Denis dateert van 987, de tijd van Notger. In de eerste kapittelkerken leefden de kanunniken in gemeenschap (en armoede) tot de 12e eeuw, maar dit verwaterde.  De pauselijke legaat Guy de Palestrina eist in 1204 dat de kanunniken hun gezelschapsvrouwen uit hun kloosters bannen. Lambert le Bègue (een verbastering van Beggards)  preekte tegen de luxe in de kerk en werd door de prinsbisschop voor het concile van Venetië gesleept dat hem veroordeelde in 1177. De prelaten bouwden meer en meer hun eigen huis rond hun ‘collégiale’. Het kapitel van Saint Denis had 33 kapelaans, zngers en muzikanten en acht koorknapen waaronder André-Modeste Grétry die wij zullen groeten Place de l’Opéra. De meeste van die huizen zijn afgebroken, waardoor men zich moeilijk kan inbeelden dat die kerken eigenlijk een vrij gesloten gemeenschap waren. Zelfs de parochiale erediensten gebeurden in parochiekerken. Alle preekstoelen, doopvonten of biechtstoelen die wij in die kapittelkerken zien zijn daar terechtgekomen toen de kapitels worden opgedoekt in 1797. Deze kerk is een unieke combinatie van stijlen, met een romaanse Westbau, een gotisch koor en een barok interieur.

De Place Saint Etienne : kaloten tegen vrijmetselaars

De place Saint-Etienne is tien jaar oud. Ze werd ingehuldigd op 2 september 2005, een jaar na de opening van de Galeries Saint-Lambert. Tot dan sprak men van de plaats zonder naam voor de ruimte die was vrijgekomen na de afbraak van een vleugel van de Grand Bazar. De stadscommissie voor toponymie geraakte er niet uit. De kaloten waren voor «place Saint-Etienne ». De vrijmetselaars zijn voor het neutrale « Coeur de Liège ». En een Ecolo verdedigde tot de laatste snik Place du Grand Bazar.

Het Gat van de Place Saint Lambert

Wat volgt is uitgebreider te lezen (in het frans) in mijn blog http://hachhachhh.blogspot.be/2014/03/balade-liege-des-revoltes-les-braises.html
Op de place Saint Lambert stond een van de grootste kathedralen van West Europa. In 1792 besloten de Luikse revolutionairen deze kathedraal af te breken omdat het een symbool van de tirannie was. De ijzeren zuilen symboliseren de pilaren van Saint Lambert. Eronder kan men de grondvesten zien, in het Archéoforum. Nogal onoverzichtelijk want de verschillende archeologische lagen lopen door mekaar.
In het nieuwe museum van de «Boverie» hangen de schilderijen van de man die deze « demontage » heeft geleid : de verdienstelijke schilder Leonard Defrance.
In de golden sixties werd de place Saint Lambert een immens gat. Een autostrade moest de auto’s tot in het stadscentrum brengen. Toen deze folie van ‘alles in dienst van de auto’ over was, was het was alsof een tapijtbombardement de stad in twee had gesneden. Place de la République, Place de l’Opéra, Place Saint Lambert, Place du Marché vormden een immens plein. Nu nog zijn de wonden niet helemaal geheeld en discuteert men over een nieuwe afscheiding tussen Saint Lambert en Place du Marché.

Het perron: een schandpaal

Het Perron, symbool van de rechterlijke macht van de prinsbisschop, was oorspronkelijk een schandpaal. Het staat op een van de mooiste plaatsjes van Luik, Place du Marché, Wij zouden de eeuwenlange geschiedenis van de revoltes aan dit perron kunnen ophangen. Laten wij het houden bij de slag van Vottem. Zoals overal in het Avondland betwistten in de 13de eeuw de gilden de macht van hun prinsbisschop. Het ging zo ver dat de prins een wisselperron had voorzien buiten de stadmuren, in geval van revolte. In 1346, na de zoveelste opstand, daagde hij hen dan ook voor zijn perron in Vottem. Maar de stedelingen bezetten dit perron en sloegen de bisschop in de pan, met de kruim van de Germaanse adel die hem ter hulp was  gekomen. Vottem is onze Groeningekouter…
De drie Gratiën bovenop zijn van de plaatselijke barokkunstenaar Del Cour. De oorspronkelijke versie staat in de Curtius, iets verder. De naoorlogse PCB schepen van cultuur beitelde de versie die er nu op staat.
Deze Place du Marché was de grootste plaats in het Luik van het ‘Ancien regime’. En dan waren nog aan de twee kanten waterbekkens om er de vis die er verkocht werd te wassen.

de S.P.A.C. : de ‘Sculpture Publique d'Aide Culturelle’.

In Féronstrée (strée= straat van de ferronniers) stoten wij op de S.P.A.C. : de ‘Sculpture Publique d'Aide Culturelle’. Alain Declerck noemt zijn kunstwerk het OCMW van de Luikse cultuur. De kunstenaar wilde een soort parkeermeter (horodateur) en geen gewone betaalautomaat: een instrument om een soort kultuurtaks te heffen. Bij elke bijdrage gaat een vlam aan bovenaan het kunstwerk. De sponsor A.L.G., de Luikse gasmaatschappij, legt daar nog eens zoveel bovenop om kunstwerken te kopen van beginnende kunstenaars.

‘Les principautaires’: David tegen Goliat?

Op de Place Saint Barth stoten wij op het standbeeld ‘les principautaires’ van de plaatselijke kunstenares Mady Andrien, in Cor-Tenstaal. De eerste laag roest beschermt tegen verdere aantasting. Van deze kunstenares staat op de Place de la Bergerie in Seraing een monument voor de vakbondsleider René Piron. En aan de afrit van de autostrade in Wandre een ander beeld van de volksmenner Robert Gillon. Volgens mij zijn ‘les principautaires’ het meest geslaagde werk van die kunstenares.
Op het gelijkvloers van het Curtiusmuseum het oorspronkelijke beeld van de Drie Gratiën van het perron. De restauratie van het museum heeft evenveel gekost als het BAM, maar na een paar jaar is
het aantal bezoekers teruggevallen tot dat van voor de restauratie. Ergens logisch als men geen grondig en open debat voert over de manier om de rijke collectie te exposeren…

Wandelen langs een gedicht

Op de esplanade Saint Léonard een in inox uitgesneden gedicht dat een mooie samenvatting is van wat Luik is en was. Het tracé is dat van de vroegere stadsmuur van de XIIIe eeuw.  De auteur van die zin van 200 meter is Eugène Savitzkaya, een monument van de Franse littératuur: "J'ai écrit cette phrase en marchant, sur des feuilles de papier, en tentant de trouver le rythme et la longueur. Bien sûr, ce n'est pas un texte: cette phrase est écrite pour ceux qui, comme moi, marchent et marcheront sur cette esplanade. On y trouve des allusions au cosmopolitisme de Liège, à son fleuve, à ses collines si proches, à l'ancienne prison aussi, dont les murs sont aujourd'hui abattus, et même à Charles le Téméraire, que l'on devait plutôt nommer l'Incendiaire » (Le Soir 25/09).
Hier stond de gevangenis ‘des 100.000 briques’. Zie hierover mijn blog Les héros des cent mille briques : la prison de Saint Léonard.
Wij gaan terug langs de rue Hors Château, ‘buiten de muren’. Dit gold tot de opkomst van het kanon. Toen moest men een nieuwe stadmuur bouwen, en een citadel. Maar deze versterking was meer om de oproerige stand in bedwang te houden als eventuele aanvallen van buiten. De meeste hiervan kwamen trouwens op vraag van de Prinsbisschop. Een van de laatste was Karel de Stoute die de stad platbrandde om zijn poulain Louis de Bourbon terug op de prinselijke troon te zetten. Op de
‘coteaux’, de flanken van de vallei, een wandelnetwerk dat snel drie sterren haalde in de Michelin.
Wij gaan achter het paleis door. Het provinciaal paleis is eigenlijk een nieuw gebouw door de neogotieker Delsaux in 1860 in het (classicistische) paleis geschoven. Eigenlijk geen restauratie meer, maar een nogal eigenzinnige interpretatie van wat dit Paleis volges Delsaux had moeten zijn. Als veronschuldiging kan natuurlijk worden ingeroepen dat Delsaux de gebouwen in een nogal bedenkelijke staat terugvond: na het verjagen van de bischop – en de plundering van zijn paleis - bleef het gebouw tachtig jaar leeg staan…Maar deze restauratie is niet conform aan het Charter van Venetië van 1964.

De geschiedenis van Luik op de gevel van het provinciaal paleis

J- C Delsaux vond inspiratie in de bijbel van de armen in de portalen van de gotische kathedralen : hij voorzag in zijn gevel een ‘centre d’attraction mémoriel’.Het zal dertig jaar duren voor zijn nissen gevuld raken. In 1851 zet een Commissie zich aan het werk. In 1865 probeert de provinciale architect Lambert Noppius een définitief project door te duwen. Het is pas in 1878 dat de nieuwe gouverneur Luesemans de zaak kan afsluiten. Nu, hij had wel enige ervaring: hij had het stadhuis van Leuven al vol beelden gezet. In 1879 moeten twaalf beeldhouwers overuren kloppen om hun werk af te krijgen voor het vijftigjarig bestaan van België. De keuze van de beelden is een heel subtiele weergave van de politieke krachtsverhoudingen van het ogenblik. Helemaal niet dezelfde selectie als de datums op de pont Albert.
Wij stappen de mooiste parking van de wereld binnen: de binnenkoer van het prinsbischoppelijk Paleis dient als parking voor rechters en advocaten. De Justitie heeft dit paleis ingepalmd na het vertrek van de prinsbischop.
Vanuit het Justitiepaleis zien wij door de glas-in-loodramen de tweede binnenkoer, heel wat intiemer.
De urbanist Blonden wilde een vrij zicht op het nieuwe provinciaal Paleis van Delsaux en brak daarvoor de achtste Luikse kapittelkerk Sint Pieters af, met de prachtige degrés de Saint Peirre  . Honderddertig jaar later reconstrueert Claude Strebelle die trappen voor het nieuwe gebouw dat de Place Saint Lambert moet afscheiden van de Place de la République.
Voor de Opera groeten wij nog even Grétry. Wij kunnen nog iets eten in de Sauvenière, de Luikse Roma, beheerd door het collectief Les Grignoux. Een referentie naar een revolutionaire partij die van 1603 tot 1648 de prinsbisschop het leven zuur maakte http://hachhachhh.blogspot.be/2010/12/chiroux-et-grignoux.html
De plaats ervoor is genoemd naar hun leider Sébastien de la Ruelle.
Wij kunnen de trein terug nemen in Liège Palais. Eigenlijk ons Centraal Station. De roltrappen zijn al jaren defect en worden niet gerepareerd omdat er een nieuw station moet komen boven de sporen. De betonnen plaat is er als en het nodige budget is een fractie van het geld dat men in de Guillemins heeft gestoken; maar de realisatie ervan wordt bij elke besparingsronde voor zich uit geschoven. Infrabel zegt nooit nee, maar het is nu ten vroegste in 2015…