lundi 24 novembre 2014

Het Karl-Marx-Hof en het Rode Wenen

Het Karl-Marx-Hof mocht niet ontbreken op onze Wenen-citytrip. Er is een permanente tentoonstelling over Das Rote Wien, maar ook een tijdelijke tentoonstelling over een thema dat mij erg interesseert: ‘Die Sozialdemokratie zieht in den Krieg’, in het kleine museum in het vroegere wassalon. Wel opletten voor de heel beperkte bezoekuren: donderdag van 13.00-18.00 uur, en zondag van 12.00-16.00!!! Wij stonden daar dus voor een gesloten deur…. In de meeste kleine musea zijn de bezoekuren trouwens fel teruggeschroefd: is dat de tol voor blingblingprojecten zoals het Museumviertel?
En nog eens opgelet: aan de andere kant van het kilometerlange gebouw is nog een echt wassalon!
De bewoner aan wie wij de weg vroegen – het gebouw is wel een kilometer lang - woonde al heel zijn leven in het Karl Marx Hof en betreurde het gebrek aan respect voor dit erfgoed: veel mensen weigeren een appartement in dit blok, hoewel alles gemoderniseerd is en de bewoonbare ruimte
vergroot is. Hij toonde ons de kleine vlaggedragertjes langs sommige vensters: daarin stak men op 1 mei rode vlagjes. Sommigen met de drie pijlen van de sociaal- democratie, anderen de hamer en sikkel. Op 1 mei was er ook een processie van de katholieken en beide kampen vergeleken de lengte van de stoet. Die traditie is verloren gegaan samen met de sociaal democratie en waar de ramen vervangen worden is er geen vlaggedragertje meer.
Naast die wassalons was er ook een apotheek, een postkantoor, twee badruimtes, twee kinderkribben, een jeugdlokaal, een bibliotheek, koffiehuizen en vergaderlokalen.
Als je dan toch in Heiligenstadt bent kun je ook doorstoten naar de Heuriger in Grunzig, via de Beethovenwandeling. In juni 1817 komt onze componist wonen in een mooi rococogebouw in de Kahlenbergerstraße 26 waar hij waarschijnlijk zijn negende schreef.
Als men de Beethovengang maar hoog genoeg opgaat, komt men in de wijngaarden. Aan de top van de Kahlenbergbahn, eindstation van het vroegere tandradspoor, gebouwd in 1887, staat nog altijd de Stefaniewarte, een 22 meter hoge uitkijktoren, toegankelijk op weekends. Maar dat is een stevige wandeling.
Men kan ook vanuit Nussdorf, aan de terminus van tram D, opstijgen naar de Eichelhofweg op de Leopoldsberg, geboorteplaats van de druivenrassen Zweigelt, Veltliner en Blaufränkisch. Wij hebben in Wenen de Sturm meegemaakt. De Oostenrijkers hebben niet veel geduld: vanaf een graad alcohol, en dat is al begin september, vindt men overal een nog troebel, zoet druivensap in volle gisting. Nog veel te jong om op flessen te trekken en om te bewaren. Een voor mij een beetje zonde van die jonge wijn…
Vlakbij zijn ook de sluizen van het Donaukanaal de moeite, architecturaal gezien (Otto Wagner maakte de plannen) en ook voor de waterhuishouding van het Donaukanaal. De Nussdorfer Wehranlage werd in 1894-99 gebouwd om de watertoevoer naar het kanaal te regelen. Opgelet: men geraakt er enkel langs de  Sickenberggasse, onder de Franz-Josefs-Bahn. Het is eigenlijk een dam,
Het sperschip van Cockerill
een geen sluis. Voor de bouw van de dam lag daar een „Sperrschiff" dat bij hoogwater in de ingang van het kanaal werd gedraaid en tot zinken werd gebracht, een beetje zoals een onderzeeër. Dit schip werd gemaakt bij John Cockerill in Seraing. Een nogal ingewikkeld systeem dat daarbij helemaal niet efficiënt was: bij het hoogwater van  1897 liepen de wijken langs het Donaukanal onder en begon men over het  „Schiffico des blamagico" te spreken. Otto Wagner bouwde er dan een systeem met schotbalken. 
Die werden ondertussen ook al vervangen en onderin heeft men een elektriciteitscentrale gebouwd.  Deze installatie zit eigenlijk weg achter een snelweg en enkel de toeristen van de cruiseschepen die verderop aanleggen zien ze nog.
En vlakbij is ook een vuilverbrandingsoven ‘aangekleed’ door Hundertwasser waarover meer in mijn volgende blog.

De Bassenawohnungen

Ajouter une légende
Dat Karl Marxhof is eigenlijk een symbool van een ambitieus programma om de woningnood te lenigen dat in 1922 in Wenen werd gelanceerd. Na de wapenstilstand was de nood het hoogst: vele  arbeiders hadden zelfs geen eigen bed; 280.000 bedden werden onderverhuurd.  Velen woonden in eenkamerwoningen, “Zimmer, Küche, Kabinett“, ZKK in de aankondigingen, 44 m2.
De Bassenawohnungen  hadden een gemeenschappelijke lavabo in de traphal.
Na de oorlog kwam de sociaal democratie aan de macht (in Wenen, niet in het land) en begon een indrukwekkend programma van sociale woningbouw. Een van de eerste initiatieven was het Metzleinstalerhof. Het bestaat nog steeds, werd in  1993 gesaneerd en kreeg daarvoor in 1997 de prijs voor Stadsvernieuwing.  Architecturaal is dit gebouw geen breuk met de klassieke huurkazernes maar qua inrichting was er direct licht in alle kamers, en een wassalon, vergaderlokalen, een kinderkribbe enz.
Het Sandleitenhof, begonnen in 1924, was en is met zijn 1531 appartementen het grootste project in Wenen. Hier is al een stijlbreuk met de vierkante Höfe: er zijn vele kleine driehoekige of veelhoekige plaatsjes, veel groen, arcades, erkers, verschillende hoogtes en veel curven.   En natuurlijk ook een wasserij en bibliotheek (in de Rosa-Luxemburg-Gasse, waar dacht je) en zelfs een post: een werkelijke stad in de stad. Er wonen nog altijd 4000 mensen maar er is een probleem van leegstand op het gelijkvloers, een probleem dat trouwens niet specifiek is voor Wenen.

Het Karl Marx en Goethehof

Goethehof in de nazi tijd
Het Karl Marxhof is gebouwd van 1926 tot 1930. Bij de opening zei de Weense burgemeester Karl Seitz: "Als wij er niet meer zijn zullen die stenen voor ons spreken." Vier jaar later spraken de wapens en werd het gebouw met kanonnen beschoten. Niet door de nazi’s maar door het Vaderlandse Front van Engelbert Dollfuss. Die veranderden de naam van het gebouw dat tot in 1945 "Heiligenstädterhof" noemde Ook werd een koffiehuis in een rooms katholieke kerk veranderd. Dit Front was de nieuwe naam die de Christelijke Sociale Partij (CSP) in mei 1933 had aangenomen. Het Vaderlandse Front verbood  prompt de Oostenrijkse Communistische Partij en een weinig later, na een golf van terreur door de Oostenrijkse nazi’s ook de Oostenrijkse Nazipartij. Toen de nazi’s in 1939 triomfeerden werd de kerk van het Heiligenstädterhof een nazilokaal.
De architect Karl Ehn is eigenlijk een ambtenaar, die trouwens tot aan zijn pensioen, ook onder de nazi’s, op de stadsdiensten blijven werken. Hij heeft in totaal 2716 woningen op zijn actief. Een indrukwekkend deel van de  61.175  woningen gebouwd door Rood Wenen. Hij kwam zoals velen uit de school van Otto Wagner. Het eerste gebouw waar hij zijn typische stijl ontwikkelde is het Bebelhof.
goethehof  1934 na de beschieting
Al die gebouwen zijn gerestaureerd, evenals het Goethehof in Kaisermühlen am Kaiserwasser, een zijarm van de Alten Donau,  ook een beschermd monument. Ik vermeld die hier in hun historische context, maar ik verwittig wel dat om die te zien je heel Wenen rond zult toeren. Een interessant overzicht vindt men op de site http://www.demokratiezentrum.org/index.php?id=453 . Een opvallend hoge concentratie is ook te vinden aan de Margaretengürtel die daarom soms de Ringstraße des Proletariats genoemd wordt
De 727 woningen van het Goethehof, in feite drie  Höfe, zijn gebouwd tussen 1923 et 1934. Ook het Goethehof is in februari 1934 door zware artillerie beschoten. De  kogelgaten waren tot in de jaren1970 nog zichtbaar.
Let wel dat de nazi’s die programma’s niet stopzetten. Alleen waren zij selectiever: na de Anschluss werden veel linkse militanten uit die Höfe gezet om plaats te maken voor aanhangers van het ‘nieuwe’ regime. 

De Werkbundsiedlungen

Aan dat bouwprogramma hebben vele architecten meegewerkt. Men verwijst meestal naar de school van Otto Wagner. Dit is niet helemaal onjuist. Alleen kan men moeilijk spreken van een eengemaakte stijl en zeker niet van een ideologische strekking. In feite blijven zij in de traditionele stijl van de huurkazernes, die op hun beurt een imitatie waren van de paleizen van de adel en de burgerij. Let wel: de voorliefde van de mensen voor de bouwstijl rond een centrale vierkante plaats is diepgeworteld. In de DDR bijvoorbeeld is men geprobeerd daarvan af te stappen om meer de Bauhausrichting uit te gaan maar men is daarvan afgestapt.
Een tendens die dat wel kritiseert is de Werkbundsiedlung. Let wel: ze zijn Modernisten eerden dan socialisten. Ze staan voor functionalisme. Ik heb het al over Adolf Loos gehad. Loos had al het imiteren van de burgerpaleizen voor de volkswoningen gekritiseerd. 
De Werkbund zoekt zijn inspiratie in de CIAM – Congrès Internationaux d’Architecture moderne waar men Le Corbusier mee verbindt. De Ciam organiseerde in 1927 in Stuttgart een tentoonstelling, de Weißenhofsiedlung. Deze werd gevolgd in 1930 door de  Werkbundausstellung in Wenen. Ook in Luik profiteerde de Belgische CIAM afdeling van de honderdste verjaardag van het koninkrijk om een modelwijk te bouwen  in de Tribouilletwijk in Luik, waar nu mijn dochter woont.
Werkbundsiedlung- Lurçatwoningen
De Wiener Werkbundsiedlung bestond uit 70 huizen ontworpen door 32 architecten waaronder naast de Wenenaars Josef Hoffmann, Margarete Schütte-Lihotzky - die hele steden zal bouwen voor de vijfjarenplannen van de USSR – en de al genoemde Adolf Loos ook Rietveld deelnam en de Fransman André Lurçat. Hij zal de grote architect-urbanist van de ceinture rouge rond Parijs worden.
De drijvende kracht achter de tentoonstelling die 100.000 bezoekers trok is Josef Frank. Hij kocht er trouwens zelf een huis.
De beweging refereert ook naar de tuinwijken. En daarmee is ze atypisch voor de CIAM die zoals Le Corbusier hoogbouw voorstonden. Die hoogbouw van de CIAM heeft natuurlijk niets te maken met de Höfe die rond een per definitie donkere binnenkoer gebouwd zijn.
De Werkbund is ook meer voor  koopwoningen in plaats van huurwoningen en komt daarmee bij de middenklasse terecht die zich een aankoop kan permitteren. De modelwijk wordt gebouwd in de periferie van Wenen, op 20 minuten te voet van het openbaar vervoersnet. Het bouwterrein was moeilijk, in driehoeksvorm, heel drassig waardoor onderkelderd moest worden. De gemiddelde bewoonbare oppervlakte is 75 m2 wat in
weense normen veel is, zeker voor sociale woningen. De bouwmeester, de Heimbauhilfsaktion van Wenen, had voorzien die te verkopen, waarbij de grond eigendom bleef van de stad (zij waren voorlopers: die formule wordt nu in 2014 als een revolutionair middel voorgesteld om de aankoop betaalbaar te houden).  De huizen kosten tussen 25 000 S en 65 000 S (een gemiddeld maandloon was 220 S). Slechts 14 huizen vonden een koper zodat in 1939 de stad die moest overnemen als huurhuis. De wijk is sinds 1978 Denkmalschutz. In 1982 werden alle huizen gerenoveerd. In het vroegere Trafostation naast het huis van Josef Frank is nu een klein Museum.
Frank vestigde zich na 1934 in Zweden waar hij nog een tweede carrière begon als grondlegger van het Zweedse design. Hij kreeg op 15 juli 2010 postuum een Doodle logo van Google ter gelegenheid van de 125e verjaardag.

Hugo Breitner en zijn luxetaksen

L’argent est le nerf de la guerre. Na de architecten zou ik Hugo Breitner willen voorstellen, die de financiële basis heeft gelegd voor die bouwprojecten door o.a. een luxetaks. Deze vroegere bankier (voorzitter van de nationale Austrian Länderbank) werd schepen van financiën van Wenen, van 1919 tot 1932. Zo vat hij zijn programma samen: Niet afgeschrikt door al het geroep van de belastinghatende bezittende klassen nemen we het geld waar het is om de verschillende gemeenteprojecten te financieren”.
Hugo Breitner werd in 1918 lid van de Sociaaldemocratische Partij van de Arbeid. In 1919 schafte hij de bestaande huurtaks af die alle huren op dezelfde manier belastte, en stelde in plaats daarvan een nieuwe huurtaks in voor de top 20. Zijn bouwtaks van 1923 heeft de fondsen geleverd voor het programma van sociale woningbouw:  82% van alle woningen droegen slechts 22% bij, terwijl het percent duurste woningen 45% inbrachten. In totaal dekte de belasting op de nieuwe woningen ongeveer een derde van de bouwkosten, de rest kwam uit de algemene begroting.
Breitner verving de "verbruiksbelasting" die alle voedingsmiddelen gelijk belastte, door een belasting op de duurste winkels en restaurants: 250 van ongeveer 22.000 kruidenierswinkels, 32 van de 1.200 koffiehuizen en 700 van 3.600 restaurants.
Breitner zelf verklaarde zijn nieuwe belastingstelsel - iets provocerend - als volgt: “de exploitatiekosten van de tandheelkundige klinieken voor het volk worden betaald door de vier grootste Weense patisserieën. Het Grand Hotel, Hotel Bristol en Imperial betaalt voor buitenzwembaden voor kinderen. De gemeentelijke kraamkliniek werd gebouwd van de belastingen van de bordelen en de bedrijfskosten worden gedekt door de belastingen van de paardenrennen”.
Geen andere sociaaldemocraat werd daarom zo heftig aangevallen als Hugo Breitner. De Oostenrijkse minister van Binnenlandse Zaken Starhemberg zei tijdens   een kiescampagne van de Christelijke Sociale Heimwehr: “Alleen wanneer het hoofd van deze Aziaat in het zand rolt, zal de overwinning aan ons zijn”. En die Aziaat was een duidelijke toespeling op Breitners Joodse afkomst.
Die persoonlijke aanvallen werden voor Hugo Breitner teveel en in november 1932 legde hij zijn ambt neer. Wat niet verhinderde dat hij na de februarikamp van 1934 tussen de socialisten en austrofascisten gearresteerd werd. Hij kon in 1936 emigreren naar de USA. In 1948, werd een gebouw "Hugo-Breitner-Hof" genoemd. 
Vandaag leeft 60% van de Weense bevolking in een publieke woning, dank zij mensen zoals Breitner.
Rood Wenen werd weleens het Moskou van de Tweede internationale genoemd. Het woningbouwprogramma van het Rode Wenen, betaald door rijkentaksen, is inderdaad indrukwekkend en in zijn radicaliteit zelfs atypisch voor de sociaaldemocratie. Maar als men het Rode Wenen met Moskou wil vergelijken, moet men wel de reactie op het austro-fascisme van Dolfus en de naziemachtsgreep van 1938 in de weegschaal werpen: door een politiek van voortdurende toegevingen en ontmanteling van hun eigen zelfverdedigingsorganisatie stonden de Weense arbeiders in 1934 praktisch ongewapend tegen de kanonnen van Dolfuss….
Een late uitloper van die sociale woningen is het Hundertwasserhaus, een klein project met 52 appartementen, een kleurrijk gebouw waar men de toeristen met bussen tegelijk afzet is gebouwd in 1983. Dit is het onderwerp voor mijn volgende blog.

Referenties

Behalve de hyperlinks in de tekst, hierbij nog een paar interessante sites:

http://oe1.orf.at/artikel/248828 wagner en leerlingen in sociaalbouw
http://othes.univie.ac.at/8539/1/2009-12-16_0002375.pdf „Josef Frank (1885-1967) – Möbel und Raumgestaltung“ 2009
http://www.buchfreund.de/Internationale-Ausstellung-Wien-1932-70-eingerichtete-Haeuser-Katalog-Ausstellungsleitung-Josef-Frank-Hermann-Neubacher-Laszlo-Gabor-Werkbundsiedlung,44364860-buch  Internationale Ausstellung Wien 1932. 70 eingerichtete Häuser. Katalog. Ausstellungsleitung: Josef Frank, Hermann Neubacher, Laszlo Gabor.
http://www.wiener-gasometer.info/dokumente/Architektur_Wien.pdf  haas haus looshausblz 38 ortner&ortner leopold weerstand  p44 kmhof p50 werkbundsiedlung

Donau wenen

Wenen october 2014- Deel I  

http://huberthedebouw.blogspot.be/2014/11/wenen-tervuren-en-de-secession.html
http://huberthedebouw.blogspot.be/2014/11/wenen-kokoscha-schiele-het-leopold.html


mardi 11 novembre 2014

Wenen. Kokoscha, Schiele, het Leopold Museum en roofkunst- Wenen III


Ons bezoek aan Wenen en de Secession zou niet af zijn zonder een museum te bezoeken. En daar heb je wel een probleem: zowat elk museum dat zich respecteert heeft een paar Klimts of Schieles hangen. Onze keuze viel op het Leopoldmuseum in het museumkwartier. Het museum is opgebouwd rond één collectie: de oogspecialist Rudolf Leopold begon in 1950 werken van Schiele en de Secession te kopen. Hij heeft op dertig jaar tijd de belangrijkste Schielecollectie opgebouwd, met meesterwerken van de Secession en unieke stukken van de Wiener Werkstätte, van Josef Hofman tot Koloman Moser. Hij publiceerde in 1972 een cataloog van het oeuvre van Schiele ‘die enorm hielp om de schilder bekendheid te geven’. Zo stelt het museum het toch voor.

Schiele was al bekend voor de oorlog. Ik verdenk Leopold er sterk van zijn collectie te hebben opgebouwd op basis van de vele collecties van Weense Joden die in 1938 zijn aangeslagen door de nazi’s. De teruggave van de door de nazi’s in beslag genomen werken is in Oostenrijk op een heel ‘speciale’ manier gebeurd. Bij mijn opzoekingswerk rond het tot stand komen van die Leopold-collectie geef ik er mij rekenschap van dat aan zowat alle collecties in de streek een reukje hangt. Om te beginnen met de Klimts in het Belvedère, maar ook Lentos in Linz en het nieuwe staatsmuseum in Salzburg. Allen publiceren uitvoerig op internet over de herkomst van hun werken, maar praktisch overal mankeren een paar jaren: ze blijven bewust vaag over de periode van 1938 tot 1955, tussen de in beslagname door de nazi’s, en een zeer weigerachtig doorgevoerd proces van teruggave aan de vroegere eigenaars of hun erfgenamen.
In juni 1943 richtte Roosevelt de «Monuments Men» op: 350 specialisten moesten de miljoenen door de nazi’s in beslag genomen kunstwerken recupereren. De film hierover is interessant, maar blijft ver onder de realiteit. De Gurlitt collectie bijvoorbeeld, waarvan verder sprake, werd in 2012 in Munich niet ontdekt, maar herontdekt. De Amerikanen hadden er beslag op gelegd, maar later teruggegeven aan Gurlitt.
Maar nu terug naar Leopold. In 1994 plaatste deze 5.000 kunstwerken, waarvan de waarde geschat werd op 575 miljoen Euro, in een privéstichting, met de steun van Oostenrijk en zijn Nationale Bank. Ortner & Ortner hebben speciaal voor die collectie een interessant supermodern museum gebouwd, in het al even recente Museumviertel. Het gebouw is ook museologisch interessant. Vroeger hing men de werken op tegen een witte muur, zogezegd om ‘het werk op zich’ te laten spreken. In het Leopoldmuseum worden de werken gesitueerd in hun context: niet alleen van de beweging waarvan zij deel uitmaakten, maar ook in de sociale en economische situatie. Zoals bijvoorbeeld de oorlog van 14-18.
Het museum opende in 2001, en Leopold had er ook een bureau tot aan zijn dood in 2010. Zijn zoon Diethard Leopold werd er curator: „Ik groeide met de collectie op; ik ken ze tot op het bot.” Naar het schijnt at de familie in tafelgerei van Moser en Hoffman…
Maar men moet zich toch de vraag stellen hoe Leopold zijn collectie bij elkaar kreeg….

De Schiele’s van Leopold en roofkunst

Ik voel mij William van Baskerville in De Naam van de Roos. Bij mijn onderzoek naar de herkomst van de meeste Weense kunstcollecties vallen overal lijken uit de kast. Voor het Leopoldmuseum vroeg ik mij af hoe een oogspecialist op 30 jaar tijd een collectie van 5.000 kunstwerken kon bijeenbrengen, met een waarde van een half miljard Euro.
Hij zou zijn Schieles voor een habbekrats hebben kunnen kopen want de kunstenaar was sinds 1918 dood en begraven en niemand keek er meer naar om.
Het tegendeel is waar: Schiele was bekend. Leopold heeft in de jaren vijftig zijn collectie opgebouwd in de schemerzone van de door de nazi’s in beslag genomen werken.
Wij hebben in mijn vorige blog gezien hoe Klimt Schiele had voorgesteld aan de mecenasfamilie Lederer. Schiele was misschien een nerd, maar helemaal geen onbekende.
In 1908 had Schiele zijn eerste tentoonstelling in Klosterneuburg. Hij nam deel aan de Internationale Kunstschau in Wenen in 1909 Zijn Neuekunstgruppe had zijn eerste tentoonstelling in het Kunstsalon Pisko in december 1909 waar hij in contact kwam met belangrijke mecenassen zoals de brouwer Carl Reininghaus en Dr. Oskar Reichel. Reichel bouwde een verzameling op waarop ik verder terugkom.
Een eerste monografie over Schiele verscheen al in 1911 en hij had zijn eerste solo-expo in de Galerie Miethke. In 1912 exposeert Schiele met Der Blaue Reiter. Op het einde van dat jaar stelt Klimt Schiele voor aan de familie Lederer waar hij verschillende maanden verblijft en o.a. portretten schildert van de zoon Erich Lederer die een vriend wordt. Over de collectie Lederer kom ik verder terug.
Eind 1914 heeft hij nog een grote expo in Wenen en tijdens de oorlog heeft Schiele exposities in Rome, Brussel en Parijs.
Schiele russissche krijgsgevangene
In juni 1915, vier dagen na zijn huwelijk, moet Schiele in het leger maar wegens zijn zwakke gezondheid wordt hij «Kanzleisoldat» en werkt er onder andere in een Russisch krijgsgevangenkamp waar hij zijn kostgangers portretteerde (Leopold probeerde in 2006 via Sotheby's in London "Russischer Kriegsgefangener mit Pelzmütze" te verkopen – zie verder). Hoewel het «Soldatspielen» hem niet beviel heeft Schiele geen anti-oorlogswerken gemaakt.
In 1916 krijgt hij van het leger een studio ter beschikking en exposeert nog in Amsterdam, Stockholm, and Kopenhagen.
Bij de 49ste expo van de Secession in maart 1918 was Schiele de publiekstrekker.
Schiele stierf, net als mijn grootvader, van de Spaanse griep in 1918, drie dagen na zijn hoogzwangere vrouw Edith.
Sommigen schrijven: op 28 was Egon Schiele dood en vergeten. Dat is een mythe, Schiele was helemaal geen onbekende.
Hij zou zo onbekend zou zijn geweest dat de nazi’s hem zelfs niet op hun lijst van Entartete Kunst hebben opgenomen. Wat niet klopt: Baldur von Schirach organiseerde in 1943 een tentoonstelling over Klimt en Schiele in Wenen.

Schiele en de verzameling Rieger

Schiele was dus geen illustere onbekende maar een gevierd en erkend kunstenaar. De joodse tandarts Heinrich Rieger kocht alle Schieles die onder zijn ogen kwamen op. Een deel van zijn rijke kunstverzameling kwam ook van kunstenaars die hun behandeling in natura betaalden, met een schilderij. Een abdis die haar nonnen voor hun tanden naar Rieger stuurde vroeg hem de meest aanstootgevende Schiele’s in de wachtzaal zedig te bedekken als de nonnetjes op consultatie kwamen.
Schiele Kardinaal en  non
Zo bouwde hij een verzameling van 720 stukken op die al in 1921 als erfgoed erkend waren, met elf olieverfschilderijen van Schiele waaronder topwerken zoals "Umarmung oder Liebespaar" en "Kardinal und Nonne", en 120 tekeningen. Daarboven nog een aantal Klimts en Kokoschkas.
Rieger stond met zijn verzameling in tijdschriften en leende ze uit voor tentoonstellingen. In 1935 werden in het Wiener Künstlerhaus 72 van zijn Schieles getoond. Ook op de wereldtentoonstelling van Parijs in 1937, een paar maand voor de "Anschluss", waren in het Jeu de Paume meerdere van Riegers Schieles te zien (Guernika was in het Spaanse paviljoen).
Kunsthistorica Lisa Fischer die ik vermelde in mijn vorige Weense blog.
 heeft de geschiedenis van de kunstcollectie van Rieger gereconstrueerd. Zijn collectie werd door de nazi’s geconfisqueerd. Rieger stierf in 1942 in KZ Theresienstadt, en zijn weduwe Bertha werd in 1944 in Auschwitz vermoord. Zijn collectie kwam in handen van de nazi’s. In 1943 werden in Wenen onder het patronaat van de Reichsstatthalter van Wenen Baldur von Schirach twaalf Schiele-tekeningen geëxposeerd. En de Nazi- Klimt-Retrospektive in hetzelfde jaar was de grootste van de 20ste eeuw. Dit bewijst dat Schiele voor de nazi’s geen "entartete" kunstenaar was. Ook dat is een mythe. Maar vooral: die Schieles kwamen uit de collectie Rieger die zijn collectie in 1938 onder dwang had moeten verkopen, ver onder de prijs, via de kunsthandelaars en NSDAP-leden Friedrich Welz en Luigi Kasimir, die er een mooie cent aan verdienden.
In 1945 wordt Welz gearresteerd wegens lidmaatschap van de NSDAP. Zijn collectie kunstwerken waarvan een deel was verworven uit dwangverkopen, en een ander deel uit openbare verkopen van in beslag genomen werken, werden gedeponeerd bij de Oostenrijkse instanties. De Rieger-collectie werd terug gegeven aan de erfgenamen van Rieger. De Belvedère kocht de Schielecollectie van de erven van Rieger.
Schiele Portret van Wally
De ‘Monuments Men’ hadden daar per ongeluk het portret van Wally bijgevoegd. Door die fout is het gesjoemel in Oostenrijk met die genaaste werken in de openbaarheid gekomen. In 1912 maakte Schiele dit portret. De eigenares Lea Bondi Jaray had bij haar vlucht in 1939 het werk aan Welz ‘toevertrouwd’ en zo was het in de Riegercollectie terechtgekomen. Bondi recupereerde haar kunstcollectie in 1946, en hoorde via Welz dat haar schilderij in het Belvedère was terechtgekomen. Zij vroeg in 1953 aan Rudolf Leopold te bemiddelen om het werk te recupereren, en had hem zelfs andere Schieles aangeboden. Bondi ontdekte later dat Leopold dat schilderij voor zichzelf had gekocht in 1954. De Belvedère had het waarschijnlijk doorverkocht, omdat het problemen had met de herkomst en het liever doorspeelde naar een privéverzameling.
In de Schielekataloog van Leopold van 1972 staat Lea Bondi niet vermeld als eigenares, daar waar in een eerdere cataloog Otto Kallir haar citeert als de laatste eigenares voor de Anschluss. In een Schiele cataloog van 1995 vermeldt Leopold dat het schilderij deel uitmaakte van de Rieger collectie die hij vroeger kocht van de Belvedère.
Bondi stierf in 1969 en haar erfgenamen volgden verder het spoor. In 1994 zat het portret van Wally bij de 5.400 werken van de kunstcollectie van Leopold die door de Oostenrijkse regering voor $500 miljoen was gekocht voor het Leopold Museum.

Volgens het United States District Court kende het Leopold Museum de afkomst van Wally’s portret

In 1997 wordt het Wally-portret uitgeleend voor een expositie aan het Museum of Modern Art in New York.
The New York Times publiceert er de geschiedenis van. De erven van de vroegere eigenares Lea Bondi Jaray slagen erin het kunstwerk voor jaren te blokkeren, als roofkunst van de nazi’s. In juli 2010 betaalt het Leopold Museum $19 miljoen aan de erfgenamen. Toen bleek dat het museum Leopold wist dat er een vergissing was gebeurd en wist dat het werk nooit aan Rieger had toebehoord.
Er is wel heel wat touwtrekken aan vooraf gegaan. In september 1999 had het New York Court of Appeals de eis tot in beslagname verworpen omdat de wet van de staat New York dat niet toelaat, terwijl de douanediensten beslag hadden gelegd op basis van een federale wet. Het museum baseerde zijn verdediging op het feit dat Bondi de zaak had laten vallen in 1954 en dat er geen bewijs is dat Leopold wist dat het schilderij geroofd was door de nazi’s wanneer hij het kocht.
De erfgenamen argumenteerden dat Bondi is blijven proberen het werk terug te krijgen, en dat de erfgenamen deze zaak na haar dood hebben verder gezet. In oktober 2009, na meer dan tien jaar procederen, erkende het federaal United States District Court dat de eis gegrond was en dat het Leopold Museum wel degelijk bewust was van de afkomst wanneer het de schilderij aan het MOMA uitleende twaalf jaar ervoor. In juli 2010, kort voor de dood van Leopold, kwam er een regeling voor 19 miljoen $.
In Portrait of Wally heeft de cineast Andrew Shea de “injustice upon injustice upon injustice” beschreven, vanuit het leven van Lea Bondi en haar gevecht met Friedrich Welz.
Het portret van Wally heeft het debat over roofkunst dus in een stroomversnelling gebracht.
Wij vinden de nazikunsthandelaar Welz terug in Salzburg, waar hij in de zeventiger jaren voorstelt zijn Kokoschka’s in te brengen in een te creëren MdM (Muzeum der Moderne Salzburg, op basis van het bestaande museum Rupertinum). Hij stierf in 1980. De vroegere directrice van het Rupertinum is nu curator van de Belvedère in Wenen! Maar daar kom ik verder op terug…
Na de oorlog werd slechts een vierde van de Rieger verzameling aan de familie teruggeven, der «rest» bleef ‚onvindbaar‘. Men kan niet zeggen dat Oostenrijk heel proactief is geweest in het opsporen van die werken.
Schiele, Lily Steiner
Leopold had nog andere manieren om kunstwerken te verwerven. Het hoger reeds vermeldde "Kardinal und Nonne"  is nu een pronkstuk van het "Leopold Museum". Het is een van de werken die na de oorlog aan de familie zijn teruggegeven. Robert, de zoon van Rieger, heeft het werk in 1951 aan de Belvedère (Österreichischen Galerie) verkocht. Na de heropening van de galerij in 1954 hagelde het protesten wegens ‚aanstotelijkheid‘ en verdween het in het depot. Lisa Fischer beweert dat Rudolf Leopold zelf die campagne gestart is om het kunstwerk te doen afhaken. Duidelijk is dat Leopold "Kardinal und Nonne" (ook Liebkosung genoemd) absoluut wilde hebben. In 1957 maakte hij een voor hem interessante uitwisseling met het Belvedère.
Verder zijn in 2006 bij Sotheby's in London twee Schieles ("Russischer Kriegsgefangener mit Pelzmütze" en "Lilly Steiner") uit de privécollectie van Rudolf Leopold binnengebracht die onomstotelijk tot de Riegercollectie behoorden. De verkoop is niet doorgegaan omdat Sotheby’s de herkomst niet wilde garanderen.
Fischer denkt dat in de privécollectie van de familie Leopold meer werken van Heinrich Rieger zitten (die zogezegd zouden zijn verdwenen). Voor de advocaten van de Leopold-Stiftung is het boek "geen proces waard ". Het thema Raubkunst blijft in Oostenrijk een heikel punt. Zij schreef er een lijvig boek over: "Irgendwo. Wien -Theresienstadt und die Welt. Die Sammlung Heinrich Rieger" Czernin Verlag, Wien

Kokoschka

Kokoschka waren wij al tegengekomen in zijn geboortedorp langs de Donauradweg, in Pöchlarn Zijn leraar Gustav Klimt noemde hem het grootste talent van de jongere generatie. Hij studeerde aan de Kunstgewerbeschule van 1905 tot 1908 en leerde onder meer de architect Adolf Loos kennen, wat een mooi schilderij opleverde
Oskar Kokoschka, Adolf Loos, 1909
In 1908 schilderde Kokoschka zijn eerste portretten. In 1911 kwam hij in contact met Der Blaue Reiter.
Voor Schiele is het alsof de oorlog een fiatdivers is, als daar niet de Spaanse griep was geweest die hem het leven kostte. Kokoschka echter is de enige van de Weense school die evolueert naar een antimilitarisme. Dat gebeurt geleidelijk, door zijn contact met de oorlogsrealiteit. Oskar Kokoschka trekt anders de oorlog in met veel enthousiasme. Hij kocht zich een schimmel, waarmee hij als vrijwilliger optrok als luitenant in het exclusief ruiterregiment van de monarchie: het Dragonerregiment Erzherzog Josef Nr. 15.
Loos liet zelfs een ansichtkaart maken van Kokoschka in uniform.
De pret duurde niet lang: op 29 augustus 1915 werd hij in Wladimir-Wolynsk in Oekraïne zwaar gewond: een hoofdwonde en een bajonetsteek door de longen.
Na zijn genezing werd hij oorlogsschilder aan het Isonzo-Front, waar hij nogmaals gewond werd. Hij maakt voor het ministerie van oorlog een aantal schetsen van troepenbewegingen, vernielde dorpen en geschutsstellingen, maar begint in 1917 aan een anti-oorlogsmap, een moderne variant van de Desastres de la guerra van Goya
Dit radicaal pacifisme verdiept zich met de opkomst van het nationaalsocialisme. In 1934 verhuisde hij naar Praag. http://www.literaturepochen.at/exil/multimedia/pdf/Kokoschka1.pdf  In 1937 worden in Duitsland 417 werken van Kokoschka uit de museums gehaald en negen ervan opgenomen in de tentoonstelling over "Entartete Kunst" (de griezelkamer genoemd) in München, Berlijn, Hamburg, Salzburg en Wenen. Kokoschka schreef vol ironie:“Toller Erfolg! Nog nooit hebben twee miljoen bezoekers voor mijn doeken gestaan“.  Als reactie schildert hij "Selbstbildnis als entarteter Künstler", ‘Zelfportret van een ontaard kunstenaar’.
Hij kan voor de annexatie van Tsjecho-Slowakije met een door de Tsjechische politicus Jan Masaryk verstrekt paspoort naar Londen vluchten en engageert zich actief in de antinazicampagne.
Anschluß - Alice in Wonderland bijvoorbeeld is een bijtende satire tegen de Britse verzoeningspolitiek van Munich.
Diagonaal schildert hij een bisschop, een politieker, een militair, die niet horen, zien of spreken kunnen. Een parodie op de drie aapjes. Een moeder met kind bekijkt dat trio angstig. Bovenaan in beeld, bijna als een vloek, een onthoofde Maagd met kind, met in het centrum van het beeld "INRI". De politieker houdt een dagblad in de hand met de titel"In our times". Symbolisme voor het goede doel!
In het rode ei beeldt hij Hitler en Mussolini uit, met Frankrijk als de kat onder de tafel en het Verenigd Koninkrijk als een klauweloze leeuw. De verwijzing naar het verguisde Verdrag van München - “In pace Munich” - is glashelder.
In Marianne-Maquis van 1942  kritiseert hij de weigering van Winston Churchill en Montgomery om een tweede front te openen.

What We Are Fighting For (1943) drukt heel goed uit waarvoor men vecht.
In 1944 krijgt hij in Londen een grote tentoonstelling. Wat hem niet belet openlijk te protesteren tegen het bombarderen van Dresden. Kokoschka schilderde ook de Sovjetambassadeur Ivan Mikhailovich Maisky in London met achter hem een standbeeld van Stalin. Dit kostte hem 30 poseersessies. Het werd heel de oorlog lang in de Tate National Gallery tentoongesteld en Kokoschka gaf zijn ereloon aan het Stalingrad Hospital Fund.
Maiski
In juli 1953 laat Kokoschka zich echter lijmen door de vroegere SS’er Welz, die wij als kunstrover al tegenkwamen, om in het kasteel Hohensalzburg de „Schule des Sehens“ als „Internationale Sommerakademie für bildende Kunst“, om jongeren in een maand tijd de ogen te openen voor wat kunst is“ (Kokoschka 1971, S.274). Maar we weten ondertussen al dat die kunstrovers gehaaide persoonlijkheden zijn.

De bruid van de wind: onbeantwoord gebleven liefde of stalking?

Ik heb tot nu toe nog niets gezegd over de psychologie van Schiele of Kokoschka. Ik geloof dat zij allebei zot waren maar niet gevaarlijk. Het flagrantste geval is de Mahlerpop van Kokoschka.  Hij had een onstuimige verhouding met Alma, de weduwe van de componist Gustav Mahler.
Dubbelportret van Oskar Kokoschka en Alma Mahler
Ze maakte het af en Kokoschka geraakte geobsedeerd door Alma, de onbereikbare liefde.
De bruid van de wind’ verwijst naar die onbeantwoord gebleven liefde. Of zouden wij dit vandaag stalking noemen? 

In 1918 liet hij een levensgrote pop met de trekken van Alma Mahler maken. Zijn briefwisseling over het maken van die pop is hallucinant. Hij stelde zich daarbij het onmogelijke voor: ze moet een reïncarnatie worden van Alma.  Zelfs na de oplevering, waar hij teleurgesteld vaststelt dat zij niet aan zijn dromen beantwoordt gebruikte hij de pop als model, en behandelde ze als een levend mens, die hij zelfs meeneemt naar de opera... Het duurde vijf jaar voor hij die bij het huisvuil zette.

Reichel, de Romako-collectie en Leopold

Een woord over de Reichel collectie van de schilder Romano. Het Leopold museum heeft er een paar hangen. De Reichel collectie is interessant om na te gaan hoe Leopold zijn collectie opbouwde in de schemerzone van werken uit noodverkoop of inbeslaggenomen door de nazi’s. Ook het Lentos museum in Linz is bij de Reichelcollectie betrokken.
Romako Alt Jungen Mädchen
Romako maakte geen deel uit van de Secession. Hij schilderde in Biedermeier stijl, maar is wel een voorloper van de expressionisten. Hij had ook een grote bewondering voor de jonge Kokoschka. Het Belvedère heeft een mooie collectie, met o.a. een mooi portret van Sissi.
De internist Dr. Oskar Reichel was erin geslaagd tegen 1916 meer dan 40 Romako’s te verzamelen. In 1919 richtte hij zelf een vennootschap op waarin die collectie werd opgenomen. De nazi’s onteigenden het bedrijf en stelden Franz Jungwirth aan als "vereffenaar". In mei 1941 kon Jungwirth melden dat alle schuldeisers vereffend waren en de rest werd op een geblokkeerde rekening was gezet van de Vermögensverkehrsstelle.   
Dr. Oskar Reichel is na een vergeefse poging om uit te wijken naar de VS, op 7 mei 1943 overleden in een opvangtehuis van de joodse gemeenschap in Wenen. Zijn vrouw werd gedeporteerd naar Theresienstadt op 11 januari 1943; ze werd bevrijd door het Rode Leger en stierf in 1951 in de USA. De Leopold Foundation publiceert al die gegevens in het kader van transparantie over de herkomst.  De Stichting publiceert ook haar versie van de onderhandelingen met de erfgenamen van Dr. Reichel.
De kopstukken van de Reichelcollectie waren Akt eines jungen Mädchens,  Siegesgöttin en Nike mit Kranz. Reichel zou die in 1938 verkocht hebben aan die Neue Galerie in Wenen. Men vindt ze later terug in het bezit van Wolfgang Gurlitt http://de.wikipedia.org/wiki/Wolfgang_Gurlitt, een man van
Romako Nike mit Kranz
deels joodse afkomst, die erin geslaagd was in de nazitijd in de internationale kunsthandel actief te blijven, ook voor kunstwerken die uit Joodse eigendom kwamen, hetzij door directe aankoop bij de betrokkenen, ofwel uit openbare kunstverkopen. Hij heeft onder andere Hitler geholpen bij het verzamelen van werken voor zijn Führermuzeum in Linz. In 1946 helpt hij, alsof er niets gebeurd is, mee aan het opzetten van de Galerie moderner Kunst in Linz, nu Lentos. Gurlitt organiseerde ook een Kokoschka-tentoonstelling. Tot in 1956 was hij directeur van de Neue Galerie in Linz. Als gevolg van zijn financiële moeilijkheden komt de verzameling Gurlitt 1953 ten dele in het bezit van Linz die doordat de herkomst van vele werken niet duidelijk was een kleine prijs kon bedingen. In 1960 werd zijn naam afgevoerd van de „Neue Galerie der Stadt Linz, Wolfgang-Gurlitt-Museum“. Die Neue Galerie heet nu Lentos waardoor het spoor naar Gurlitt definitief gewist is.
Nike mit Kranz“ staat in een cataloog van een tentoonstelling georganiseerd door Gurlitt in 1949. Het is niet duidelijk als Rudolf Leopold het schilderij direct van Gurlitt kocht of van de Neue Galerie in Linz (nu het Lentosmuseum). Idem voor  „Akt eines jungen Mädchens“.
Het kan ook moeilijk uitgemaakt als de oorspronkelijke verkoop ‚gewoon‘een noodverkoop was of een inbeslagname. Volgens het dossier van de Vermögensverkehrsstelle heeft Reichel delen van zijn verzameling verkocht; maar volgens een andere naziorganisatie Vugesta is een deel van zijn vermogen direct geconfisqueerd door de nationaalsocialistische machthebbers.
In ieder geval oordeelt een commissie op 25 juni 2010 dat het in de zin van het artikel § 1 van het Nichtigkeitsgesetz van 1946 om nietige rechtshandelingen gaat: “zelfs bij een redelijke aankoopprijs kan onder de dan geldende voorwaarden het feit van onteigening niet uitgesloten worden. De Kommissie besluit dat de wet op de teruggave van kunstwerken op de drie werken van toepassing is”.
Schloss Greillenstein" foto Leopold Museum
Een aantal andere werken van Romako van het Leopold Museum komt uit de collectie Eisler, zoals "Schloss Greillenstein" (Inv. 736) und "Gräfin Kuefstein an der Staffelei" (Leopold Museum, Inv. 737). Het Leopold Museum heeft ook een overeenkomst moeten sluiten met de erfgenamen van Ing. Mořic Eisler (geb. 1889, + 1971) die bouwondernemer was in Brno. De Nazi’s namen zijn verzameling in beslag en via Weense kunsthandelaars kwam "Schloss Greillenstein" terecht bij een arts uit Linz. Laat in de jaren 1980 kocht Rudolf Leopold het schilderij in een galerij Giese & Schweiger in Wenen.
"Gräfin Kuefstein an der Staffelei" kwam in handen van Rudolf Leopold in de vroege 50er-Jaren via Gurlitt en zo kwamen beide werken in de Leopold Museum-Privatstiftung terecht. Het Leopold Muzeum heeft zich ertoe geëngageerd de geschiedenis van de werken en het leven van Eislers te herinneren. Tout ça ne pèse pas tres lourd…

De Belvedère

Wie Klimts en Schieles wil zien kan ook naar de Belvedère gaan. Wij bezochten er de tuinen: zeker een bezoek waard
De kunstenaar Venet plaatste er zijn ‘ Ligne indéterminée’. Bij die kerel kun je zoals in een boetiek stalen ringen bestellen in alle maten en grootten. Zijn werken staan in Luik, in Nice, Dallas, Keulen, Hong Kong, Berlijn, Tokyo, Dallas. Heel herkenbaar. Te herkenbaar.
De Belvedère was de zomerresidentie van prins Eugene van Savoye. De Habsburgse keizers kochten zijn paleizen en zijn collecties en vervolledigden die met de keizerlijke kunstcollectie. Ze zijn vandaag UNESCO Werelderfgoed. In 1903 opende de Staat de  “Moderne Galerie” in het Beneden Belvedère. Na de val van het Keizerrijk in 1918 werden Boven Belvedère en de Oranjerie ook museum en sprak men over de Österreichische Galerie. Voor het gemak gebruik ik de term Belvedère.
Het Belvedère heeft de grootste collectie ter wereld van Gustav Klimt, met o.a. de Kus en Judith,  en hoofdwerken van  Egon Schiele en Oskar Kokoschka. In 2012 werden voor de eerste keer meer dan een miljoen bezoekers geteld (1.088.000).
Daar stelt zich hetzelfde probleem als bij het Leopold Muzeum. De basis van de Belvedère –Klimts is de hoger vermeldde Riegercollectie
Haberditzl
Het Belvedère stelt het voor alsof Franz Martin Haberditzl, een van de eerste directeurs van het Belvedère, de basis legde voor de verzameling van 16 hoofdwerken van Schiele. Deze werdin 1916 directeur van de ‚Staatsgalerie im Belvedere’, die hij uitbreidde tot de Boven Belvedère en de Oranjerie. In 1938 werd hij afgezet wegens zijn sympathie voor „entarteter Kunst“ en ook omdat hij met een halfjodin getrouwd was. Hij stierf in 1944. Een interessante en integere persoonlijkheid die het Belvedère graag in de verf zet.
Om de thesis Haberditzl kracht bij te zetten kocht het museum in 2002, ter gelegenheid van zijn honderdste verjaardag,  voor zes miljoen euro van de dochter  van zijn voormalige directeur een portret door Egon Schiele in 1917 geschilderd van zijn „Seelenfreund“ Haberditzl. Hat hangt nu langs ‘Der Gattin des Künstlers’, het enige groot Schielewerk – naast nog een paar aquarellen- dat Haberditzl had kunnen kopen met de beperkte middelen van zijn museum.
Maar het merendeel van de Schieles zijn niet verworven door Haberditzl maar in troebele omstandigheden verworven door de nazi Bruno Grimschitz die hem verving als directeur in 1938. Christina Schedlmayer  onderzocht dit in haar publicatie: „Die Zeitschrift ‚Kunst dem Volk‘. Populärwissenschaftliche Kunstliteratur im National- sozialismus und ihre Parallelen in der akademischen Kunstgeschichtsschreibung“ 
Die Grimschitz was sedert 1919 al wetenschappelijk medewerker van het Belvedère. In augustus 1938 wordt hij aangesteld als ‚kommissarischer Leiter des Museums‘, een soort politiek nazi-commissaris dus. Hij wordt officieel benoemd als direkteur  op 28.12.1939.  Behalve het Belvedère en de Oranjerie zal hij vanaf 1 juni 1944 het Salzburger Museum leiden waar hij samenwerkt met de kunsthandelaar en „Ariseerder “http://de.wikipedia.org/wiki/Arisierung  Friedrich Welz die wij hoger al vermelden.
Grimschitz is diep in de kunstroof betrokken, hoewel daar in Oostenrijk weinig is op ingegaan, en als het gebeurde dan nog in positieve zin, om zijn verdienste op te hemelen in de aankoop van stukken voor het Belvedère. Alleen de onderzoeker Hubertus Czernin schetste hem als een der hoofdauteurs van het Arisch maken  van de Weense kunstverzamelingen  en “een van de grootste  profiteurs van de onteigening van de Joodse kunstverzamelingen“. In zijn Gauakt werd Grimschitz als „guter NS“ beoordeeld die zijn omgeving op nationale wegen bracht en gold als „politisch zuverlässig“. Voor de „Hauptstelle Kulturpolitisches Archiv“ is hij een van de weinige Oostenrijkse kunsthistorici die voor de machtovername als partijlid actief voor de partij optrad.
Het is Grimschitz die in 1943 de Retrospektive Klimt samenstelde. Hij kocht ook onteigende werken van Kokoschka en Schiele. Wat Alfred Stix die hem opvolgt als directeur toelaat de verdediging op te nemen van iemand „die zijn nazistische overtuiging al jaren had laten vallen en gelukkig die Entartete Kunst voor het museum heeft bewaard en gekocht, wat hem zware moeilijkheden met de partij heeft veroorzaakt“.
Maar de getuigenis van Stix vonstond niet; Grimschitz had het toch wat te bruin gebakken en werd toch in oktober 1945 afgezet.
Wij vinden het spoor van Grimschitz terug in de Wall Street Journal van 2006. In november 2006 haalde Christie’s een wereldrecord, met o.a. vier werken van Klimt die 192 miljoen $ haalden. Die Klimt’s kwamen voort uit de door Oostenrijk aan de erfgenamen van Adele Bloch-Bauer (1881-1925) teruggegeven Klimts. Tot 2006 waren de vijf werken in het Belvedère geweest. Het ‘portret van Adele’ was al gekocht door de Neue Galerie van New York voor 135 miljoen $, op dat moment de hoogste prijs ooit betaald voor een schilderij. Bruno Grimschitz had vroeger al het portret herdoopt als  de’ Goldene Adele’, om elke referentie naar een Joodse familie weg te wassen.
In 1998 eisten de erfgenamen van Bloch-Bauer de vijf Klimts terug. Na een lang juridisch steekspel geleid door Maria Altmann, een nicht van Adele, besliste een Oostenrijkse restitutie commissie in januari 2006 ten voordele van de erfgenamen. Anne Marie O'Connor deed een diepgaand onderzoek naar de gouden dame Adele.
Het is tragisch dat Adele Bloch-Bauer een groot voorstander is geweest van de openbare musea. In 1923, twee jaar voor haar dood, had ze per testament de Klimts aan de Belvedère willen geven na de dood van haar man. Maar na de Anschluss in 1938 waren die aangeslagen en haar man emigreerde naar Zwitserland waar hij stierf in 1945. Na de oorlog riep het Belvedère het testament van 1923 in om die te claimen.
Sinds 2007 is Agnes Husslein-Arco er directrice. Zij is candidate geweest voor de FPÖ van wijlen Jörg Haider. Zij was vanaf 1981 tot 2000 bij Sotheby’s en Guggenheim actief geweest. Van 2001 tot 2003 is zij directrice geweest van het Rupertinum Salzburg waar wij al Welz hebben ontmoet. Allemaal elementen die mij goesting geven om ook dat personnage eens uit te pluizen, maar men moet ergens stoppen en wij geven Agnes hier het voordeel van de twijfel…
Zij leidde van 2003 bis 2005 de overgang van Rupertinum naar Museum der Moderne Salzburg. In die functie leidde zij het onderzoek naar de herkomst van de collectie. Aan de basis ervan lag opnieuw Welz, een kunsthandelaar uit Salzburg die een bliksemcarrière maakte na 1938 en die wij hoger vermeldden; hij bradeerde de Galerij Würthle van Wenen en legde de hand op de collectie van Rieger. Hij had connecties met Grimschitz en de halfbroers Kajetan en Josef Mühlmann; hij kocht ook werken in Frankrijk voor de Landesgalerie Salzburg. Getuige daarvan zijn ‚Inventarbuch der Landesgalerie Salzburg 1942-1944‘.
Gert Kerschbaumer schreef een boek over die „Meister des Verwirrens”, de meester van de verwarring, over de kunsthandel  van Welz. Volgens Kerschbaumer waren de meeste oorlogstransacties in Parijs in het best geval half legaal. In de oorspronkelijke inventaris van de Galerie mankeert overal bewijzen van herkomst. Hoofdstuk 18 draagt de welsprekende titel: ‚Verstümmeltes Österreich mit falschem Etikett‘.Oostenrijk sjoemelt met valse etiketten…
Friedrich Welz schoof met kunstwerken tussen openbaar en privébezit, om sporen uit te wissen; hij  verhinderde ook restitutieprocedures. Bij de liquidatie van de galerij  Würthle werkte hij samen met Luise Kremlacek die vroeger had gewerkt voor de eigenares Lea Jaray.  Een deel van de Riegercollectie (800 werken waaronder 150 tekeningen van Egon Schiele) was op bevel van het "depot voor Joodse kunstbezit" bij Würthle geplaatst, op dat moment al geleid door Welz. Kremlacek leidde Würthle tot aan haar dood. In haar testament bepaalde zij dat haar collectie moest geveild worden te voordele van de vereniging "kunstenaars helpen kunstenaars". Ontroerend, was het niet dat onder de 1.991 items van de veiling o.a. twee tekeningen waren uit de voormalige woning van Heinrich Rieger. Rudolf Leopold was recensent van de geveilde objecten. Wij zien hier, zoals in vele andere zaken, opnieuw voortdurend dezelfde namen opduiken.
Het andere deel werd in bewaring gegeven bij Luigi Kasimir, bijzonder actief in het Arisch-maken van collecties, en ook al hoger vermeld. Een deel verkocht hij verder, een ander deel verkocht via Kunsthandlung Halm &Goldmann. Tijdens de teruggavenprocedures verklaarden Kasimir en Welz dat de meest waardevolle werken verdwenen in de plunderingen na de oorlog. De twee kunsthandelaars verdwenen wel een zekere tijd als nationaalsocialisten in de gevangenis.
Wij hebben de tribulaties van Lea Jaray en haar Wally hoger beschreven. Welz „heeft zich niet altijd fair gedragen“, zal Lea Jaray zeggen over de teruggaveprocedure… Wally zit dus vandaag in de Sammlung Leopold.
In 2011 ging in Wenen een internationale Symposium door:  Kunst sammeln – Kunst handeln. De  Historica Monika Mayer, directrice van de documentatieafdeling van het Belvedère en medewerkster van de commissie over herkomstonderzoek, deed er een tussenkomst waar ze aantoont hoe in 1937 nog talrijke Joodse kunstverzamelaars, zoals Bernhard Altmann, Ferdinand Bloch-Bauer, Carl Grünwald, Serena Lederer, Heinrich Rieger of Jenny Steiner prominenten werken van Klimt, Schiele oder Kokoschka ter beschikking stellen voor de tentoonstelling in de  Jeu de Paume en in de Kunsthalle in Bern. Een paar maanden later werden die collecties aangeslagen en hun eigenaars beroofd, verdreven en vermoord.
Honderden van die geplunderde kunstwerken zijn terechtgekomen in Oostenrijkse musea en bleven daar door een geheime politiek van onwrikbaarheid van de kant van de regering. Klimt en Schiele moesten het  nationaal erfgoed promoten. Denk daar maar eens aan als je in het Belvedère of de Leopold rondloopt. Het maakt het zoveel interessanter.

De Rubens van het Kunsthistorisches Museum

Keizer Jozef II
Men zou kunnen zeggen: niets nieuws onder de zon. De keizerin Maria-Theresia en haar zoon Jozef II hadden al een fameus precedent geschapen bij de afschaffing van de Jezuïetenorde in 1773. De Jezuïeten hadden veel Rubens hangen in hun kloosters en kerken. 2500 kunstwerken werden genationaliseerd, alleen al in de Oostenrijkse Nederlanden. Het zal tien jaar duren voor de openbare verkopen ervan zijn afgewikkeld. De Brusselse kunsthandelaar Pauwels stelt voor alles op te kopen. Hij wil de Rubens en Van Dijck voor zichzelf houden, en stelt voor de rest te verkopen in het buitenland. Men weigert zijn voorstel onder het mom van een op te richten  museum. Louis XVI laat een stroman een aantal Rubens kopen. Maria-Theresia en haar zoon Jozef II maken gebruik van een voorverkooprecht.
In 1783 worden ook 163 contemplatieve orden ontbonden. Een ‘Comité de la Caisse de Religion’ beheert 22.000 geseculariseerde werken. Dezelfde stroman Roy koopt de crème voor de Franse kroon. Dit is het begin van het Louvre. De Oostenrijkse vertegenwoordiger Belgiojoso koopt zeven meesterwerken voor Jozef II (Christophe Loir, la sécularisation des œuvres d’art dans le Brabant (1773-1842), éd. ULB, 1998). Die hangen vandaag in het kunsthistorisch museum in Wenen.
Vele grote kunstcollecties ter wereld gebouwd op roofkunst.
In Luik is de revolutionaire schilder Defrance verantwoordelijk voor het transport van een aantal kunstwerken uit de genationaliseerde kloosters en kerken naar Parijs, voor het «Museum de la République». Wanneer in juli1794 Brussel bezet wordt schrijft Carnot : « Haast U… Naar hier met de prachtige kunstcollecties waar dit land van uitpuilt. » Bij de aankomst van de Rubens in Parijs schrijft de schilder Barbier-Walbonne : « c'est au sein des peuples libres que doit rester la trace des hommes célèbres ; les pleurs de l'esclave sont indignes de leur gloire» (LOIR C, p. 140).
Natuurlijk kunnen die onteigeningen door Jozef II en door Napoleon niet op dezelfde noemer gezet worden als de naziplunderingen. Jozef II deed de mensheid een stap vooruit gaan met zijn opheffing van de contemplatieve orden. En de onteigeningen van adel en kerk door de Franse revolutie hebben de productiekrachten een ontzettende boost gegeven.
Ik hoop met deze blog de eventuele bezoekers van het Leopold museum, van de Belvedère en van het Lentos in Linz attent te hebben gemaakt op een aspect waar de Oostenrijkers niet te koop mee lopen: de naziplunderingen van grote Joodse kunstcollecties…

Lees ook

Over de Donauradweg

Over Wenen 

http://huberthedebouw.blogspot.be/2014/11/wenen-tervuren-en-de-secession.html



samedi 1 novembre 2014

Wenen, Tervuren en de Secession

De "Weense Jugendstil" of "Secessionsstijl” afgeleid van de kunstenaarsvereniging "Wiener Secession” opgericht door o.a. Gustav Klimt, Koloman Moser, Josef Hoffmann en Joseph Maria Olbrich wordt beschouwd als een vernieuwende kunststroming. Dat moet toch met een korreltje zout worden genomen. De openheid voor vernieuwing is in Wenen heel relatief. Men kan zich daar heel goed rekenschap van geven als men de reacties ziet op het Looshaus, en dat meer dan tien jaar na de oprichting van de  Secessionsbeweging   
Maar men moet Wenen niet te vlug met de vinger wijzen. In Frankrijk begon Viollet-le-duc, een van de Art Nouveau epigonen,  met neogotieke bouwsels  vooraleer in zijn Art nouveau k kasteel in  Pierrefonds neer te zetten. In Barcelona begon Gaudi eveneens met neogotiek  http://huberthedebouw.blogspot.be/2007/12/barcelona4-gaudi-mislukte-architect.html .

Het Looshaus, het huis zonder wenkbrauwen

Het Looshaus
Het Looshaus aan de Michaelerplatz, recht tegenover de Hofburg, is met een strakke voorgevel een vuistslag in het gezicht van alle ‘beklede’ architectuur waar Habsburgs Wenen voor stond. Voor de Wenenaars was het een "huis zonder wenkbrauwen", omdat de vensters geen omkadering hadden. De stad Wenen liet de werken stilleggen. Loos argumenteerde tevergeefs dat zijn groene Cipollinomarmer en zijn wit Carraramarmer op zichzelf decoratief waren.  Hij heeft dan maar bloembakken onder de ramen gezet, op suggestie van zijn leermeester Otto Wagner, en in mei 1912 mochten de werken hervatten.
Adolf Loos predikte een architectuur die van alle overbodige ornamentiek was ontdaan; Hij wilde die terugbengen tot de naakte functionaliteit. Loos was ook functioneel in zijn materiaalgebruik: de winkelruimten van het Looshuis waren bekleed met waardevolle materialen zoals wortelmahonie, eiken vloeren, messing en spiegels. Voor de werkruimten kiest hij Spartaanse materialen: wit gelakte ijzeren staven, stenen vloeren, groen geëmailleerde lampen en wit gepleisterde wanden. On ne mélange pas torchons et serviettes…
Loos heeft zich tien jaar later nog eens doen opmerken als hoofd van de bouwafdeling van de stad Wenen. Hij bekleedde die functie van 1920 tot 1922. Hij bouwde in 1922 het eerste huis met plat dak in Wenen, en kreeg iedereen op zijn kop. Men zei dat platte daken goed waren voor Algerije. Hij week ontgoocheld in 1924 uit naar Parijs. De sociale woningbouw heeft daarmee een groot architect verloren. Zijn ontwerp voor een "kern" woning, een eenvoudig maar gemakkelijk te vergroten huis, lijkt mij heel interessant als concept. Hij ging de geschiedenis in met een ontwerp voor de Chicago Tribune, een wolkenkrabber in de vorm van een Dorische zuil. Zijn project werd niet verkozen. Het is wel eigenaardig dat het toch de geschiedenis heeft gehaald, als enig ontwerp uit 260 andere.

Otto Wagner heeft het stadsbeeld van Wenen bepaald

het Majolikahaus
Otto Wagner is slechts een van de grondleggers van de Secession. Maar hij heeft een grote invloed gehad, eerst en vooral vanuit zijn leerstoel aan de architectuurschool van de Weense academie. Maar tot zijn vijftigste bouwt hij in klassiek Florentijnse renaissancestijl zoals de Länderbank.
Een ander interessant voorbeeld van zijn klassieke stijl is zijn eerste villa in een historiserende stijl die hij voor zichzelf in 1886 bouwde in Hütteldorf (aan het einde van de later door hem gebouwde tramlijn Wientallinie). Men komt binnen langs een loggia met ionische zuilen. De verglaasde zijvleugels worden gedragen door dorische zuilen. 25 Jaar later, in 1912, bouwt hij de Villa Wagner II die qua constructie veel moderner is, in gewapend beton.
Maar hij heeft het stadsbeeld van Wenen bepaald en een grote invloed uitgeoefend op de Secession vanuit zijn leidende positie in het Generalregulierungsplan van 1892. Dit plan kwam er na de politieke en administratieve fusie van de stad met zijn voorsteden in 1890, en de beslissing van 1894 om de stadswallen af te breken. Wagner bouwt een bureau uit van zeventig medewerkers. Reken daarbij de kunstenaars die opdrachten kregen voor dat stadplan en je hebt de mannen die de Secession gemaakt hebben.
Wagner- Linker Wienzeile Naschmarkt
In het kader van dit plan wordt de rivier de Wien overwelfd en het tramnet van de Stadtbahn uitgebouwd. De oevers van het Donaukanal krijgen ook een opwaartse dynamiek vanuit de nieuw tramlijn. Hij bouwt dertig stations, bruggen, sluizen, viaducten enz.
Ik vrag me zelfs af als dat niet het determinerend element is geweest in zijn verandering van stijl: hij moest wel gewapend beton en staal gebruiken, het moest goedkoop zijn (de tram was een privaat gefinancierd) en het moest snel gaan (in tegenstelling met de bouwsels die door de hoge adel zijn gebouwd waar vooral het prestige telde en waar de leveringstermijn van een gebouw niet meetelde).
Aan de Linke Wienzeile, de linker oever van de Wien, waarvan hij de overwelving leidde, bouwde Wagner het huis met de Medaillons en het Majolikahaus bekleed met geglazuurde keramieken tegeltjes. Majolica verwijst naar Mallorca. De tegeltjes zijn een ontwerp van Koloman Moser.
Station Karlsplatz was oorspronkelijk een station van de Wiener Stadtbahn en is ontworpen door Otto Wagner. Daaronder is nu een metrostation gebouwd in 1976.
het Hofpavilllon van Otto Wagner bij Schonbrünn
Een interessant ontwerp is het Hofpavillon Hietzing. In 1898 huldigde Kaiser Franz Jozef I de eerste tram in. Wagner wilde een station alleen voor de  keizer en waar kon die anders komen als aan de zomerresidentie Schloss Schönbrunn. Het ontwerp was funktioneel: hij had voor Hofhaltestelle een wachtkamer voor de keizerlijke entourage en een werkkabinet voorzien voor de keizer, bekend als een onvermoeibare werker. Op de prijs van de materialen werd niet gekeken: matrood zijden behang, geknoopt tapijt, mahoniehouten lambrisering, open haarden met sierlijke bars. Alleen heeft de keizer nooit veel de tram genomen: dit station heeft maar een keer gediend, bij de inhuldiging van de Untere Wientallinie. In die zin was het dus alles behalve functioneel: hij had eerder een soort tent moeten bouwen die na de plechtige inhuldiging zou gedemonteerd worden. Een kleine troost: vandaag is dat paviljoen toegankelijk voor iedereen.
De tramlijn van de Gürtel, de eerste ring van Wenen, loopt voor een deel op een viaduct. Wagner voorzag stadsbogen die als winkel verhuurd werden en waarvoor hij de facade tekende. Onlangs werden die onder het motto 'Oude Bogen - Nieuw Leven' gerestaureerd voor cafés en restaurants.
Vlak bij ons hotel in de Postgasse bouwde hij de Postsparkasse: een ontwerp van 1904. Het gebouw
is nog steeds als bank in gebruik en is toegankelijk. De aluminium bouten waarmee de marmeren platen zijn vastgezet zorgen voor een ritmische verdeling van de gevelvlakken. Twee beschermengelen bekronen de grote hal. Wagner ontwierrp eveneens tot in de kleinste details de inrichting. Wagner tekende ook de stoelen die hij liet maken door de gebroeders Thonet. Een overzicht van zijn werken kan bewonderd worden in een kleine permanente tentoonstelling over de architect (wie de 5€ inkom wil uitsparen -op vijf minuten ben je er buiten – kan het muzeum op youtube bekijken https://www.youtube.com/watch?v=DxZUmdMIpzE
Men moet dat gebouw vergelijken met het vroegere ministerie van Oorlog er vlakover. Scherper contrast tussen barok en Secession is moeilijk denkbaar.
Van zijn hand is eveneens de Kirche am Steinhof. Het is kerk van een psychiatrisch ziekenhuis. De gebrandschilderde ramen zijn van Koloman Moser. De kerk is enkel te bezichtigen op afspraak. Dit psychiatrisch ziekenhuis was ook een doorbraak in de behandeling van geesteszieken.

Het Secessiongebouw van Olbrich, een van de beroemdste Jugenstilgebouwen

Het Secessionsgebouw op de 50 eurocent
Op de Karlsplatz, vlakbij de Wagnertramstatie, is het Secessiongebouw, een ontwerp van 1898 van Joseph Maria Olbrich, is een van de beroemdste Jugenstilgebouwen in de Oostenrijkse hoofdstad. Het staat op de Oostenrijkse euromunt van 50 cent. Dit gebouw is opgevat als een Gesamtkunstwerk en opgevat als expositieruimte. Vandaag zijn er opnieuw interessante tijdelijke tentoonstellingen.
Het Secessiongebouw werd geopend op 12 november 1898 door keizer Franz. Boven het portaal prijkt het motto van de Secession in gouden letters; ‘Der Zeit ihre Kunst, der Kunst ihre Freiheit’ (de tijd haar kunst, de kunst haar vrijheid), en ‘Ver Sacrum’ (gewijde lente), een verwijzing naar de frisse wind van vernieuwing. In 1889 schreef Gorter "Een nieuwe lente en een nieuw geluid". Moet de Secession  hem een copyright?

Klinger - Beethoven
Het zou mij verwonderen moest dit gedicht de Secession geinspireerd hebben, maar je weet nooit…
De koepel van vergulde smeedijzeren laurierbladen  geeft een sacraal effect. De tentoonstellingsruimte moest een kunsttempel zijn. Josef Hoffmann ontwierp de binnenarchitectuur met flexibele ruimten die aan de exposities kunnen worden aangepast. Het licht komt van vier dakramen en vensters in de noordelijke zijgevel.
Het thema van één van de eerste tentoonstellingen, in 1898, is Beethoven. Centraal staat een Beethovenbeeld van de beeldhouwer  Klinger en een muzikale act van Mahler rond de 9de symfonie. Klimt schildert een Beethovenfries: het kan niet op. De tentoonstelling moest een totaalkunstwerk worden.In 1943 is die Beethoven Fries het pronkstuk van de grootste Klimt tentoonstelling ooit, gesponsord door Baldur von Schirach, the Nazi gouverneur van Wenen. De nazi’s geven wel een andere titel aan het portret van de joodse Adele Bloch-Bauer, de beroemde ‘gouden dame’.
Het gebouw werd door de SS in brand gestoken in 1945. Het werd grondig gerestaureerd in 1964.  In 1986 graaft men voor de Beethovenfries van Klimt een kelder onder het Secessionsgebouw.
Men heeft van die fries DE blikvanger gemaakt van dit gebouw. Onterect, vind ik
In 1898 was die fries alleen bedoeld als omkadering van een Beethovenbeeld van Max Klinger 
Klinger was lid van de Secession, alhoewel hij in Leipzig woonde. Hij had 15 jaar aan zijn Beethoven gewerkt, en 150.000 mark uitgegeven voor zijn materialen: 5 ton marmer, albast, ivoor en brons. In Wenen krijgt het kritiek van alle kanten (zoals je ondertussen begrepen hebt zijn de Wenenaars nogal konservatief). Het moet ook gezegd dat het boordevol symboliek zit die niet altijd even duidelijk is. 
De beethoven in het Secessionshaus
In alle geval wordt er vandaag niet meer over Klinger gesproken (een comité in zijn geboortestad Leipzig  heeft zijn Beethoven  in 1912 gekocht om het aan de stad te schenken waar het nu in het Museum der Bildenden Künste staat).
Rond dat beeld had Gustav Mahler, die een grote rol speelde in de organisatie van die tentoonstelling , een muzikaal evenement opgebouwd op basis van de pianoversie van de negende door Richard Wagner. Wij zijn hiermee ten volle in het kader van een totaalkunstwerk. Mahler zelf werd in Wenen beschouwd als een reïncarnatie van Richard Wagner.
Wagner hadBeethoven nog ontmoet in Wenen (het was voor hem zoiets als een moslim die naar Mekka gaat). Hij had daarvoor een week zijn intrek nemen in een hotel vlakbij de woning van Beethoven. Hij beschrijft zijn emotie bij de confrontatie met de dove Beethoven, die communiceerde via een schriftes die trouwens bewaard zijn. Wat hem niet belet een ellenlange conversatie te reconstruereren.  In alle geval stortte Wagner zich na die ontmoeting als een bezetene op elke partituur die hij kon vastkrijgen. Het was in die tijd natuurlijk niet mogelijk een plaat op te leggen en de enige manieren waren een concert of de lezing van een partituur. Wanneer hij op de Negende valt, wil hij die onmiddellijk kopiëren, en maakt dan maar direct een pianoversie. Grosartig! Dit soort muziek verzoent mijn zelfs met Wagner. Wagner beschrijft hier hoe die tot stand is gekomen:
"Beethoven's Ninth Symphony became the mystical goal of all my strange thoughts about music. At the very first glance at the score, of which I obtained possession with such difficulty, I felt irresistibly attracted ; the first thing to be done was to make the score my own by a process of laborious copying. The symphony at that time had not yet been arranged for the piano; it had found so little favour that the publisher did not feel inclined to run the risk of producing it. I set to work at it, and actually composed a complete piano solo, which I tried to play to myself".
Die fries van Klimt is dus niets meer dan een decor voor het Klingerbeeld en de muzikale act van Mahler. De symboliek is trouwens gebaseerd op Richard Wagners interpretatie van de 9de symfonie. Het is er trouwens aan te zien dat Klimt daar niet veel tijd heeft in gestoken, maar dit doet niets af aan de waarde van een kunstwerk natuurlijk. De fries was trouwens maar bedoeld voor de duur van de tentoonstelling en was op goedkoop materiaal geschilderd, rieten platen bekleed met klei.
In de huidige presentatie vinden wij dus geen enkele referentie meer naar dat totaalkunstwerk, wat ergens wel jammer is.

Roofkunst, Raubkunst, Entartete Kunst: een delikaat verhaal

 Schiele - Liegender Knabe (Erich Lederer) - wikipedia
De fries is zoals voorzien na de tentoonstelling weggehaald.
Klimt’s mecenas August Lederer kocht de fries. Lederer sterft in 1936, twee jaar voor de Anschluss. De Nazis slaan in 1940 zijn schilderijen aan bij zijn weduwe Serena. Het gaat hier over roofkunst, Raubkunst, en niet Entartete Kunst : de nazis appreciëerden Klimt. Zoon Erich Lederer overleeft WO II en heeft decennia lang geprobeerd bij de Oostenrijkse om die fries te installeren in zijn huis in Zwitserland. Ontmoedigd aanvaardde hij in 1973 750.000 $ voor de fries, alhoewel de waarde ervan geschat wordt op $2 miljoen. Zijn erven proberen nu de fries terug te krijgen.
Na de Klimt tentoonstelling in 1943 had de Gestapo de werken in veiligheid gebracht in het kasteel van Immendorf. Op 8 mai 1945 steken SS-troepen het kasteel in brand om die kunstwerken niet in handen te laten vallen van de Sovjettroepen. De Beethovenfries komt in een ander klooster terecht
Erich Lederer en vrouw - foto derstandart.at
waar Erich Lederer die na de oorlog terugvindt. Hij wil die in zijn huis in Zwitserland ophangen, maar Oostenrijk weigert een uitvoertoelating, zelfs als Lederer een uitwisseling voorstelt met andere stukken van zijn collectie. De fries komt in het Belvedere in Wenen terecht, en men doet Lederer jaren lang stockeringskosten betalen ‘omdat die werken technisch zijn eigendom zijn’. Lederer krijgt wel de toelating om andere stukken uit te voeren, in ruil voor donaties van een deel van de aangeslagen kunstwerken, een afpersingsmethode die wordt gebruikt om nazi-buit een naoorlogse juridisch tintje te geven. Hij slaagt er nog in de Klimt portretten van zijn zuster en moeder terug te krijgen juist voor zij openbaar geveild zouden worden. Maar uiteindelijk staakt de oude  Erich de strijd voor de fries en verkoopt aan de staat.
Vandaag vragen zijn erven de teruggave: zij baseren zich op een aanpassing in 2009 van de Oostenrijkse wetgeving op de teruggave van kunstwerken, in gevallen waar betwiste kunt onder zijn waarde wordt verkocht.

Klimt: een gevierd schilder

Klimt: filosofie
Net als Otto Wagner was ook Klimt een gevierd schilder van de Weense society voor hij tot de Secession toetrad. Ook bij hem kan men niet zeggen dat de breuk was met de toen dominerende stijl in Wenen brusk was. Op veertienjarige leeftijd toonde hij tijdens zijn studie al zoveel talent dat hij toen al van commissielonen kon leven. Klimt krijgt ook grote opdrachten voor architectonische decoraties in musea, theaters en kerken. Af en toe krijgt hij wel wat tegenwind (wij hebben met Loos gezien hoe conservatief de Weense society was). Zo was hij in 1894 al beschuldigd van pornografie (“sterk erotisch getint symbolisme”) voor een bestelling van de Universiteit van Wenen. Hij had drie werken geschilderd voor het plafond van de grote aula. Een ervan, ‘filosofie’, had een gouden medaille gekregen in Parijs. Een aantal proffen waren niet akkoord en er werd erover gediscuteerd tot in het Oostenrijks Parlement.
Zijn vriend Koloman Moser en de mecenas August Lederer betaalden 30.000 kronen voor de drie geweigerde schilderijen. Die panelen verdwijnen in de brand van Immendorf. De industrieel August Lederer had de grootste privéverzameling van Klimt ter wereld. Klimt liep bij de Lederer binnen en buiten zoals bij hem thuis, en gaf tenenles aan de dochter. Hij introduceerde bij hen ook Egon Schiele waarvan zoon Erich later een verwoed verzamelaar zou worden. In 1939 was hun verzameling in de Bartensteingasse onteigend. In het kader van de teruggave na de oorlog probeerden verschillende muzea hun Secessionscollecties te vervolledigen of uit te bouwen. Een interessant voorbeeld is de Mauerbach collectie – genoemd naar het klooster waar de nazis kunstwerken hadden opgeslagen.
In 1995 besliste de Oostenrijkse regering de 1.000 stukken van die collectie te verkopen ten voordele van de slachtoffers van de Holocaust. Een openbare verkoop bracht $10 miljoen op. De kunsthistorica Sophie Lillie moest nagaan hoe die stukken in Mauerbach waren terechtgekomen. Zes
Klimt - Wasserschlangen
jaar later kwam ze af met een dik boek "Was Einmal War" waarin zij 150 collecties van Oostenrijkse Joden documenteerde, met een lijst van alle werken. Een ervan was die van Jenny Steiner, die in de VS terecht kwam en een aantal Klimts had moeten achterlaten, waaronder Wasserschlangen II. Dit werk was afgepakt van  Jenny Steiner in 1938, en te koop gesteld in het Dorotheum verkoophuis in Wenen in 1940, maar teruggetrokken voor de verkoop en verkocht aan Gustav Ucicky, na en tussenkomst van Baldur von Schirach, the naziburgemeester van Wenen. Gustav Ucicky was een Nazi film producent die Klimt verzamelde. Het werk is in of na de oorlog verloren gegaan.
Die studie van Sophie Lillie was de aanzet van een nieuwe kijk op de teruggave van in beslag genomen werken. De Oostenrijkse muzea hebben een dozijn Klimts moeten teruggeven nadat de Weense ballinge Maria Altmann en de procureur van Los Angeles Randol Schoenberg een
Adèle Bloch-Bauer- de gulden lady
successvolle procedure stratten in 1998 om de Klimtcollectie van de familie Bloch-Bauer te recupereren, waaronder ook het portret van Adele Bloch-Bauer – de ‘gouden dame’ die juist verkocht was geweest voor $135 miljoen in de the Neue Galerie (NY) in 2006.
De film van George Clooney Monuments Men, over de roofkunst van de nazi’s, heeft het debat natuurlijk nog aangezwengeld.
Het project Body Missing begon in Linz in 1994, rond de gestolen werken die de Führer had samengebracht voor zijn muzeum in zijn geboortestad. Het Oostenrijks establishment slaagde erin het project te blokkeren, tot Vera Frenkel in het Freudmuzeum gastvrijheid kreeg in 2000.
Dit is een van de vele voorbeelden van de hypocriete politiek van Oostenrijk, die het stauut kreeg van slachtoffer van de nazi’s en daarmee zijn verregaande collaboratie, ook in de kunstroof, kon wegsteken.

Klimt in Brussel

Het Stocletpaleis in Brussel
Eind 1903 al richt een groep rond Klimt een nieuwe beweging op: Kunstschau of Wiener Werkstätte op. De Naam Werkstätte = atelier, verwijst naar handwerk, maar dat is het niet: hun Gesamtkunstwerk  wilde "grote" kunst mengen met "decoratieve kunst", maar ze hebben zelden meer dan een exemplaar gemaakt van hu stukken, in tegenstelling met Arts en Crafts of de Luikenaar Serrurier-Bovy die meubels in serie produceerde.
Daardoor is Werkstätte ook geen economisch succes: die mannen vonden dat het nooit mooi genoeg kon zijn: quand on aime on ne compte pas.
Het is een Belg die hen economisch een tijd de kop boven water houdt. De architect Josef Hoffmann mocht in 1905 voor Adolphe Stoclet, directeur bij de Société Générale, een totaalkunstwerk bouwen, het Stocletpaleis, nu Werelderfgoed.  Het interieur is van Fernand Khnopff. Ze krijgen carte blanche, De deurknoppen, de bloembakken, de luchters in kristal van Lobmeyr en het speelgoed voor de kinderen komt uit de Werkstätte. Klimt mag de eetzaal versieren met mosaiek voor 100.000 kronen. Dan doe je 1000 kilometers tot in Wenen om Klimt, Moser en Hoffmann te zien, en dan hoor je dat  de top van hun werken op de Tervurenlaan in St Pieters Woluwe staat. 
eetzaal van Stocletpaleis met Klimtfries
en een onbeperkt budget.
Spijtig genoeg is er niets van al die schoonheid  te zien. Het Brussels Gewest heeft terechtheel de inboedel laten klasseren, in het kader van de Unesco-erkenning, maar daar waren de erven van Stoclet niet mee akkoordDie sloten na de dood van baronnes Anny Stoclet het paleis af.  De italiaanse fotograaf Luciano Romano heeft er nog gedurende een week mogen foto’s nemen voor een boek van de uitgeverij Taschen over het hele  œuvre van Klimt; een boek in zeer groot formaat (8 kg 135 euros), waarvan 90 bladzijden zijn gewijd aan de Klimtmozaiëken. Tobias Natter die directeur is geworden van het Leopoldmuseum verzorgde de  uitgave.

Het Leopold Muzeum en Schiele

Klimt had een grote invloed op Egon Schiele en Oskar Kokoschka. Hij is rijk genoeg om hun werken te kopen. Ons bezoek aan Wenen en de Secession zou niet af zijn zonder een museum te bezoeken. En daar heb je wel een probleem: zowat elk muzeum dat zich respecteert heeft een paar Klimts of Kokoschkas hangen. Onze keuze viel op het Leopoldmuzeum. En met Leopold vallen wij opnieuw op het hallucinerende probleem van de roofkunst. Hoe heeft Leopold zijn collectie uitgebouwd. Daarvoor even wachten op mijn volgende blog…

Zie ook mijn blog Citytrip Wenen october 2014- Deel I  

http://huberthedebouw.blogspot.be/2014/10/citytrip-wenen-october-2014-deel-i.html

Mijn blogs over de Donauradweg

Interessante sites

(naast de hyperlinks in de tekst opgenomen)
http://oe1.orf.at/artikel/248828 wagner en leerlingen in sociaalbouw
Midzomerconcert van de Wiener Philharmoniker in het park van Schönbrunn, ook te beluisteren in het Haus der Musik https://www.youtube.com/watch?v=aesA2QpEQKE
Virtueel bezoek aan het Wagnermuzeumpje in de Postsparkasse: https://www.youtube.com/watch?v=DxZUmdMIpzE