dimanche 15 septembre 2013

Kannunik Andries en Sint Salvators

Kannunik Joseph-Olivier Andries is geboren in mijn geboortedorp Ruddervoorde op 23 juni 1796 en was lid van het Nationaal Congres.
Via de eerste bisschop van Brugge Frans René Boussen en het boek “La révolution Belgique” van François-Michel van der MERSCH kwam ik in Sint Salvators terecht.
Andries was de zoon van notaris en burgemeester van Ruddervoorde Jan Andries. In 1830 werd hij voorgedragen en verkozen in het Nationaal Congres voor het arrondissement Eeklo. Na de goedkeuring in 1839 van het Verdrag der XXIV artikelen, waarbij Zeeuws-Vlaanderen naar Nederland werd overgeheveld, trok hij zich uit de politiek terug.
In 1863 zette hij zich in om in het kader van de strijd tegen de armoede een domein van 2300 ha te verkavelen onder kleine boeren in de streek van Ruddervoorde. Daarna hielp hij in de strijd voor het behoud van de historische eigendomsstructuur van de Gemene en Loweiden in Assebroek.
Maar ik wil het hier vooral  hebben over zijn job als penningmeester van de kerkfabriek Salvatorskathedraal. In juli 1841 werd hij door bisschop Boussen aan het werk gezet om de kathedraal “te herstellen” na een brand in 1839. Wij zullen zien hoe herstellen voor de neogotiekers een relatief begrip was…
Om de mentaliteit van Boussen te situeren, dit citaat: “La religion a obtenu la liberté et avec la liberté elle doit vaincre. Lorsque le catholicisme aura pris une véritable emprise en France et en Angleterre, la chère Belgique, destinée depuis longtemps par la Providence à devancer les autres nations, sera parvenu au point qu’elle se constituera catholiquement » (François-Michel van der MERSCH, La révolution Belgique, p.259)
Boussen
In 1834 werd het bisdom Brugge heropgericht. De Gentse hulpbisschop Frans René Boussen 
werd de nieuwe bisschop van Brugge. Hij startte een ambitieus programma om het in de revolutie verloren terrein terug te winnen. Boussen lanceert in 1835 « lesconfréries contre le blasphème » of Bond tegen het vloeken 
GOD ZIET MIJ. HIER VLOEKT MEN NIET. Die prent gaat de wereld rond. In 2013 vonden wij nog in Zeeland een affiche van de ‘Bond tegen het vloeken’. Dit moet wel een van de laatste zijn geweest:  in 2012 besloot de Bond om zijn naam niet meer op de posters te vermelden omdat uit imago-onderzoek blijkt dat mensen de organisatie 'suf, achterhaald, extreem, dom en zielig' vinden.  Maar ondertussen heeft de symboliek die heel uitgekiend is twee eeuwen  standgehouden:  het oog – een vrouwelijk oog, van
de moeder van Boussen naar het schijnt – in de driehoek van de vrijmetselaars, de heilige geest die zich als een havik op de aarde stort, de onderste letters vlamrood.
10.000 personen worden lid van die bond  in Sint Salvators. In 1844 wordt in de Sint Gillis parochie gedurende een week gepreekt tegen het vloeken, en om zeker te zijn dat de armoezaaiers afkomen worden ze thuis bezocht in aanwezigheid van de weldadigheidsinstanties.
Boussen had nog een probleem. De Sint-Donaaskathedraal was als nationaal goed verkocht en gesloopt. De Sint-Salvatorkerk werd
O.-L.-Vrouwekerk en de Sint-Salvatorskerk
1580 Antoon Claeissens
officieel de Sint-Salvators- en Sint-Donaaskathedraal. Nochtans was het gebouw minder indrukwekkend dan de nabijgelegen Onze-Lieve-Vrouwekerk. 
Het heeft bijvoorbeeld geen luchtbogen maar wel zware steunberen.
Sint-Salvator moest dus aan zijn nieuwe status aangepast worden. Boussen betaalt persoonlijk een tegel op zes van een nieuwe vloer voor Sint Salvators.
Een voorstel om de toren te slopen en het schip van de kerk met drie traveeën te verlengen en met een nieuwe toren af te werken, ging niet door. En dan komt de goddelijke voorzienigheid Boussen ter hulp: een brand in 1839. Samen met de provinciegouverneur De Mûelenaere roept hij op die terug op te bouwen. Boussen profiteert van de heropbouw om het belfort naar de kroon te steken: de engelse ingenieur Chantrell zet bovenop de korte oorspronkelijke toren een stoere  romaanse burcht, een soort terras met kandelaars.
De oorspronkelijke versie van de toren vinden wij terug op een gravure van Sanderus alias Antoon Sanders een Ieperse kannunik, die in 1641 FLANDRIAILLUSTRATA uitgaf.
Na de dood van Boussen besluit Koninklijke Commissie voor Monumenten, zonder toelating van Chantrell, een spits op de toren te zetten, naar een ontwerp door architect E. Carpentier.
Camille Lemonnier schrijft in 1903: “le donjon chrétien aux lourdes assises carrées, flanqué d’échaugettes et de poivrières, et le sourcilleux colosse communal dardant ses flêches et ses pinacles, on l’air de symboliser les guerrières ardeurs du catholicisme, et les mâles insoumissions de la commune ».
En voor Charles Rodenbach  roepen de torens van Bruges-la-morte in 1892 : « Regardez-nous! Nous ne sommes que de la foi! Nous sommes des clochers militaires ». Bien vu. En weg met hem die God versmaadt.
In Luik werd – maar dan wat vroeger, in 1810 onder het concordaat, een toren gezet op de kerk van Sint Paul die een copie was van de Sint Lambertkatedraal, in dezelfde omstandigheden als Sint Donaas afgebroken. Met even weinig respect voor de oorspronkelijke bouwwerk - Sint Paul had een kleine toren die men terugvindt in een gravure van “ les Délices du pays de Liège”. De spits is recuperatie: ze werd teruggekocht van de zwart-goedopkoper die de abdij van Sint-Truiden afbrak. Op die manier gaf men in Luik aan Sint Paul het prestige van een katedraal.
Onze Kannunik Andries heeft dus niet allen België helpen op de kaart zetten; hij heeft ook zijn bischop geholpen om zijn katedraal de halletoren te overtreffen. Maar als je het mij vraagt, dan mag hij zijn straatnaam houden voor zijn wetenschappelijk werk rond het droogleggen van onder andere het Vrijgeweed. Voor wat de eigendomsrechten ervan betreft hebben we moeten op de nazis wachten die in 1940 waarschijnlijk minder scrupules hadden om middeleeuwse vrijgeweedtoestanden overboord te gooien, ondanks Bloed en Bodem…

Publicaties van Kannunik Andries

Projet de défrichement de la grande bruyère qui s'étend sur les communes de Ruddervoorde, Zwevezeele et Lichtervelde connue sous le nom de Vrij-geweid, Brugge, 1842.
Projet de défrichement de la grande bruyère qui s'étend sur les communes de Ruddervoorde,
Notice sur la grande bruyère flamande deBulscamp,  Brugge, 1864.
Recueil de documents tendant à résoudre la question de propriété des Gemeene- en Looweiden situées à Assebrouck et Oedelem-lez-Bruges, Brugge, 1879.