vendredi 31 août 2007

La Loire à vélo - 2007-08-15


La Loire à vélo - 2007-08-15
Relaas van onze fietsvakantie van 22 juli tot 2 augustus 2007 aan de Loire.
In de Loirestreek is men sinds een paar jaar bezig met een groot project: La Loire à Vélo. 252 kilometer zijn al klaar; grosso modo van Angers tot in Tours en van Blois tot Orleans. Dit project maakt deel uit van een Euroveloroute van Nantes tot in Boedapest: 2400 km aub.!
Bovendien zou de Loire ergens moeten de grens zijn tussen mooi en minder mooi weer. In alle Franse tuincatalogussen spreekt men over boven of onder de Loire. Een paar weken geleden heeft mijn vriend Jan mij een bananenplant cadeau gedaan, afgezet van een stronk die hij tien jaar geleden plantte in Vottem, in de schaduw van de kerk. Hij dekt die in de winter af met wat compost. Wel, de tuintjes in de Loirestreek staan vol met dergelijke bananenplanten. Een beetje zoals de vijgenbomen in de italianentuintjes van Herstal. Ik veronderstel dat die bananen aan de Loire ook afvriezen. Ik heb in alle geval nergens trossen bananen gezien. Maar het moet er toch mooi weer zijn! In de misttuin van Chaumont staan zelfs tropische boomvarens…

Meer als redenen genoeg dus om eens tot daar af te zakken. De basisstructuur van dat fietsnetwerk zijn de Loiredijken. De laatste jaren hebben wij gereden langs jaagpaden van de kanalen (Midi, Nantes-Brest, Bourgogne). In tegenstelling tot de meeste jaagpaden hebben de dijken van de Loire dikwijls het statuut van een departementale weg, en moet die dus gedeeld worden met de wagens. De meeste zijn dan nog toeristen… Je weet wel, die 4x4 natuurvriendjes… Maar er zijn grote stukken autovrij.
Van daaruit is er bewegwijzering naar de toeristisch interessante plaatsen. En die zijn er voor het rapen!
De Loire: van 10 tot 7 000 m³/s
De Loire is met zijn goede 1000 km de langste stroom van Frankrijk. Volgens mijn broer Roger verdient de Loire eigenlijk zijn naam niet, maar zou hij de Allier moeten heten. Eigenlijk loopt de Loire in de Allier, en niet de Allier in de Loire, als men het debiet bekijkt. Dat debiet van de Loire is trouwens heel veranderlijk. In de zomer is een debiet van 10 m³/s in Orleans normaal. Maar in de lente kan dat oplopen tot 7 000 m³/s. Vandaar die dijken; vandaar ook veelvuldige overstromingen. Vandaar ook de vele dorpen die“île (eiland)” in hun naam hebben. Die dijken sluiten trouwens de winterbedding af; in de zomer ziet men de stroom maar van ver, tussen de bomen die in die winterbedding groeien door. En de gebieden achter de dijken zijn eigenlijk polders. Wie de dijk dus wat beu is (of de wind wat minder wil voelen) kan dus zonder probleem (en rustiger) achter die dijken door dat polderlandschap rijden.
Vandaag wordt het Loiredebiet min of meer geregeld door twee stuwen: die van Villerest sur la Loire, en die van Naussac op de Allier. Die stuwen worden beheerd door Electricité de France (EDF). EDF beschouwt alle regen die boven Frankrijk valt als zijn eigendom. Vandaar dat in de zomer het debiet van de Loire bepaald wordt door de koelbehoeften van de vier kerncentrales op de stroom. De eerste kerncentrale is bij Chinon gebouwd. Die eerste centrale is ondertussen gesloten en zelfs een tijd nucleair museum geweest; dit museum wordt zelfs nog vermeld in de folder Loire à vélo. Wij zijn trouwens tot daar gereden. Wij kwamen er terecht in een veiligheidsinstallatie waarvan je kippevel zoudt krijgen. Bezoeken voor toeristen zijn sinds 11 september 2001 om veiligheidsredenen afgeschaft.
Naast Chinon koelt het Loirewater ook de centrales van Belleville-sur-Loire, Dampierre-en-Burly, Saint-Laurent-Nouan.
Eerlijkheidshalve moet gezegd dat met die stuwen de vernietigende overstromingen in het Loiregebied min of meer onder controle zijn.
Dit veranderlijke debiet verklaart waarom de Loire voor de scheepvaart niet veel betekent. In een prachtig klein scheepvaartmuseum in Chinon ontdekten wij trouwens wegwerpboten uit de 19° eeuw: kolen en hout werden tot in 1860 vervoerd in boten waar men de stroom mee afvoer. De terugweg was zo moeilijk dat die boten op de plaats van bestemming werden gedemonteerd en als planken verkocht. De wegwerpbeschaving is dus niet begonnen bij Kleenex.

Tours: Jardin de France
Er bestaan natuurlijk formules om de Loire af te rijden, met de bagage die wordt nagebracht. Maar met een fietsenrek op de wagen kan men natuurlijk ook een streek verkennen vanuit een centraal punt. Wat het natuurlijk ook gemakkelijker maakt af en toe een rustdag in te lassen en zo de zadelpijn wat te verzachten.
Wij kozen de streek van Tours. Voor een deel omdat de toeristische dienst van daar vier prachtige kaartjes opstuurde van de fietsroutes in de streek. Voor een deel omdat in de omtrek een paar tuintjes waren die ik al lang wilde zien: Villandry en Chaumont. En tenslotte voor de kastelen. Een hele resem Franse en zelfs Engelse koningen en hun gevolg hebben de streek volgepoot met stuk voor stuk unieke bouwwerken.
Uitvalsbasis: Azay le Rideau
Wij kozen als uitvalsbasis Azay le Rideau, een klein stadje langs de Indre, op een tiental km van de Loire. Het leek ons interessant om zijn vele mogelijkheden. Vanuit Azay kan men de Indre oprijden. Het kasteel van Saché en zijn Museum Balzac ligt op vijf km. Een beetje verder pronkt Pont de Ruan met twee prachtige watermolens – prompt moulins de Balzac gedoopt-, waarin klein museum is ondergebracht waar aan spotprijzen lokale wijntjes worden aangeboden. Wat verderop ligt Montbazon met een Mariabeeld boven op de meestertoren die bijna het Christusbeeld boven Rio de Janeiro zou doen vergeten.
En verderop Loches, met zijn prachtige middeleeuwse stad en de graftombe van Agnes Sorel, een van de beroemdste maîtresses van de Franse koningen.
Maar uiteindelijk bleken alle wegen die vertrokken vanuit Azay nogal op en af te gaan. Geen lange hellingen, dat niet. Eigenlijk hetzelfde reliëf als in Herstal: zolang men bij de stroom blijft is alles plat; maar als men de valei uit wil moet men een stukje klimmen. Voor ons fietsplezier leggen wij dezelfde normen op als voor een trein: maximum helling 4%. Wij zijn dus de Indre opgereden met de wagen. Vanuit Loches zijn wij dan terug Loirewaarts gereden, naar Chaumont (zie verder: festival des jardins).
Vanuit Azay kan men ook door het woud van Chinon naar Chinon. Maar ook daar moet men eerst een helling op om op het kalkplateau te geraken waarin de Loire en zijn bijrivieren hun loop hebben uitgegraven. En die weg is nogal druk.
Op een boogscheut van Azay ligt Villaines les Rochers, de hoofdstad van de wissenvlechterij in Frankrijk, met een coöperatieve van een tachtigtal leden. Men kan er hun atelier bezoeken. Voor de rest een prachtig dorpje, met een aantal wilgenvelden –ja, die twijgen worden afgereden zoals het koren, met een maaimachine - en andere didactische panelen langs een uitgestippelde wandeling. Wij rijden er op een “rustdag” naartoe, maar ook daar bijt de kilometerlange klim naar het dorp Paula zo in de kuiten dat die rustdag zwaarder weegt als onze dertig – veertig kilometer lans de Loiredijken.
Achteraf gezien hadden wij misschien beter een camping genomen langs de Loire. Wij zijn en een aantal gepasseerd en ze leken stuk voor stuk interessant te zijn: Langeais (vlak bij een meertje, juist buiten het stadje, maar wel langs een drukke weg en met een spoorlijn vlak langs de camping). Chinon, met zijn camping aan de oever van de Vienne. Ussé leek ons ook mooi gelegen, op een boogscheut van het sprookjeskasteel. De gloednieuwe camping van Savonnières ligt letterlijk op het fietspad dat daar de Cher volgt. En tussen Vienne en Loire ligt de camping van Savigny en Véron.
Maar de Camping Municipal Le Sabot van Azay-le-rideau had natuurlijk ook zijn charmes. Een rustige camping, aan de Indre, in de 'tuin' van het kasteel van Azay. Dat kasteel zit wel verscholen achter het groen: het is praktisch onzichtbaar voor wie geen ingang betaalt. Nogal duur trouwens, maar wie genoeg heeft aan een zicht op het kasteel van buiten en het park kan een half uur voor sluitingstijd voor 3 euro binnen. En iedere avond om tien uur begint er aan dat kasteel een klank en lichtspel. Maar er is absoluut geen probleem om met deze new age muziek in slaap te dommelen. Het kikkergekwaak moet men er ook bijnemen. Maar ik heb nooit goed begrepen waarom de kasteelheren hun lijfeigenen s’nachts met stokken naar de vijvers stuurden om die beesten het zwijgen op te leggen…
Het gemeentelijk zwembad, direct naast de camping, is gratis toegankelijk voor de kampbewoners. Het gezellige centrum van Azay is op loopafstand. Kortom, wij hebben er twee prachtige weken beleefd.
Villandry, een uit de kluiten gewassen groentetuin
Een van onze eerste bezoeken is aan Villandry. Vanuit Azay een nijdig klimmetje om op het plateau te komen, en verder rustig rijden tussen de velden en fruitbomen (nogal dikwijls in verregaande staat van verwaarlozing: er moet daar opnieuw een crisis zijn in de fruitteelt). In Villandry rijden wij kilometers langs grotwoningen en stallingen. Na een paar dagen zie je die troglodietwoningen niet meer staan op: de streek staat er vol van. Het aantal mensen dat erin woont is fel verminderd, hoewel dergelijke woningen hun charmes hebben: heerlijk koel in de zomer.
Villandry is een Franse tuin, met een strak patroon. Alleen zijn die patronen ingekleurd met groenten in plaats van met begonia’s. Een tuin van wereldniveau, die eigenlijk een mode gelanceerd heeft. Wij hebben al tuinen bezocht met mooiere groenten (Miromesnil in Normandië bijvoorbeeld is prachtig), en met meer variëteiten. In Villandry staan er al bij al een twintigtal soorten. Een paar kilometer verder, in het kasteel van Bourdaisière, is een groententuin met 650 varieteiten van tomaten. Maar wat een overweldigende indruk scheppen ze in Villandry met 20 soorten groenten!
Vanuit Villandry keren wij terug naar Azay via de Loiredijken. Om precies te zijn, wij starten op de dijken van de zijrivier de Cher. Want al die zijriviertjes hebben natuurlijk ook hun dijk. In La Chapelle aux Naux – een vroeger Loirehaventje -verlaten wij de Loiredijken om via de achterliggende polders naar de camping terug te rijden.
Het festival des jardins in Chaumont
Chaumont ligt wel een beetje buiten bereik van onze fietscapaciteiten: een zeventigtal kilometer. Komt daarbij dat boven Tours La Loire à vélo nog niet helemaal is uitgebouwd. Maar het zou zonde zijn van de gelegenheid niet te profiteren om het tuinfestival in Chaumont te gaan bekijken. Wij doen het traject dus met de wagen.
Wij profiteren ervan om van de Indrevallei te genieten. In Loches staan wij een momentje stil bij de graftombe van Agnes Sorel, een van de eerste officiële maîtresses van de Franse koningen.
In België hebben tien eeuwen later de Saksen-Coburgs nog communicatieproblemen daarrond. Met Leopold II ging het nog. Hij droeg met waardigheid zijn spotnaam Cléopold, naar de Franse danseres prinses Cléo de Mérode . En de kinderen van Blanche Delacroix, barones de Vaughan, hebben van Cleopold geërfd en zelfs de dynastieke titels hertog van Tervuren en graaf van Ravenstein gekregen. Maar Albert II verkerft het volledig met de gravin Boël en Delphine.
De Franse koningen hebben eeuwen voorsprong op Albert II. Agnes Sorel heeft haar kapel gekregen. En Hendrik II schonk het kasteel van Chenonceaux aan zijn maîtresse Diane de Poitiers. Er moet worden bijgevoegd dat Hendriks vrouw Catharina de Medici Diana uit het kasteel liet zetten. Dat hebben de toeristen graag die bij drommen het 'Château des Dames' bezoeken. Chenonceau is de meest bezochte plaats in Frankrijk na Versailles.
Die moeten wel eerst langs de kassa passeren. Een privé-onderneming runt dat kasteel als gelijk welke andere attractie. Wij zijn er ook gepasseerd. Maar met de vaste overtuiging geen duit in het zakje te doen van deze cash-machine. Azay en Langeais zijn ook betalend. Daar heb ik minder problemen mee: daar gaat het geld naar het Institut de France. Waar mijn vriend Pr Robert Halleux trouwens een eminent lid van is.
Bref, wij zijn vastbesloten geen inkom te betalen. Maar dan hoop je toch ergens nog iets te zien. Welnu, dat was een zware ontgoocheling: als je niet betaalt krijg je geen glimp van het kasteel te zien. De enige techniek zou misschien zijn een kano te huren en de Cher af te varen, maar ik verdenk er die moneymakers van ook die mogelijkheid te dwarsbomen.
Wij rijden dan maar door naar het hoogtepunt van de dag: het tuinenfestival in Chaumont.
In Chaumont worden ieder jaar, van februari tot oktober, een goede twintig verschillende tuinen ingeplant, rond een bepaald thema. Dat was voor 2007 de mobiliteit. Het thema kwam mij ook goed uit: ik ben mij namelijk al een tijdje aan het documenteren over inheemse en uitheemse planten. Vooral over de vraag als die uitheemse planten absoluut moeten uitgeroeid worden of gecontroleerd. Wat is een inheemse plant? Een filosofische vraag die nauw aansluit bij de menselijke migrantenpolitiek…
Een aantal elementen van die tijdelijke tentoonstellingen worden opgenomen in een permanente verzameling. Zo maakte tien jaar geleden een verticale tuin sensatie. Zich inspirerend op de planten die overleven op een verticale rotswand – vooral dan in vochtige gebieden zoals Vietnam – heeft een ontwerper een tuin gemaakt in zakjes die op een vilten muur worden genaaid. Dat vilt wordt +- vochtig gehouden, en thats’it. Die verticale tuinen staan er nu al tien jaar te pronken, zonder veel onderhoud…
In die permanente collectie is ook een prachtige misttuin, waar sproeiers elke minuut wolken mist produceren. In dat valleitje slaagt men erin boomvarens in leven te houden die men voor de rest alleen maar in de tropen ziet.
Wij vinden er een tuintje terug dat wij twee jaar geleden in Rijssel zagen, met de gastarbeider die in zijn valiezen ook tal van planten meebrengt zoals basiliek en dgl. In Regards sur un Jardin kan men panelen open of dichtklappen. De kinderen draaien er zich zot op. Een spectaculaire olifantachtige constructie is in een soort mist gehuld.
Wat je vandaag in Chaumont ziet is misschien binnen tien jaar mode. Maar het festival heeft ook andere troeven, met restaurants et bar rond dezelfde thema’s, aan democratische prijzen ook nog. En de ijsbar even verder biedt al evenveel smaken aan als er planten te ontdekken zijn in de tuinen…
La Poire tapée de Rivarennes
Onze volgende rit begint in het dorpje Rivarennes, de hoofdstad van de Poire Tapée. Zij zijn daar snel om zich de titel van hoofdstad toe te eigenen. Maar net zoals met die wissen moet de concurrentie voor de titel van hoofdstad niet enorm zijn. Want wat zijn die poires tapées? Dat zijn gedroogde peren, die na droging met een soort handpersje terug wat in vorm worden gebracht. Deze tijdrovende en energieverslindende vorm van bewaren was in de jaren dertig verdwenen, maar een aantal enthousiastelingen hebben de traditie terug gelanceerd. Zij hebben zelfs een verlaten boomgaard opgekocht om er de oude rassen op te enten waarmee die poire tapée werd gemaakt. Kortom, een sympathiek initiatief, met een sympathieke ontvangst in een piepklein museum. Vaut le détour, zou Michelin zeggen.
Vandaar rijden wij naar Bréhémont, een van de vroeger belangrijkste Loirehavens. Er liggen een paar van die platte bootjes waarmee vroeger alles vervoerd werd. Wij rijden wat de polder in, op zoek naar een gerestaureerde hennepoven. Tot in de jaren dertig verdienden honderden families het zout op hun patatten met wat hennep te kweken. Hennep is niet alleen hallucinogeen. Het is ook een sterke textielvezel. Hennep is lang vitaal geweest om koorden en zeilen te maken voor de scheepvaart. Daar komen mijn roots weer boven: mijn tante Louise en heel haar familie had een vlasbedrijf. Wij hebben onze vakanties doorgebracht tussen de zwingelmachines en rootkelders.
Dat hennepoventje is moeilijk te vinden. Een geluk: ik vraag de weg aan een oude boer die al zijn leven hennep heeft geteeld. Een zware teelt, dikwijls in het water en de modder; maar het bracht op. Hij legt uit hoe de gemeente niet alleen zo’n oven heeft gerestaureerd, maar ook vlak voor het kerkhof een veld hennep heeft gezaaid. Maar voor de rest is er niets gedaan zodat de toerist daar eigenlijk onopgemerkt voorbijloopt. De cannabisliefhebber zal natuurlijk het zo typische blad direct herkennen, maar het is voor hem niet interessant: de variëteiten die nu worden gekweekt bevatten praktisch geen hallucinogene stoffen meer.
Het is voor mij altijd een raadsel gebleven hoe men die plant die bijna groeit als onkruid heeft kunnen laten verdwijnen. Ons boertje legt uit dat die plant uit Libanon afkomstig is en in ons klimaat dus moeilijk overleeft zonder mensenhand. Maar ik heb toch Heylen in Siberië tussen de hennep zien wandelen dat er groeide als onkruid.
Langs de dijken rijden wij dan naar het sprookjeskasteel van Rigny Ussé. Wij komen terug in Rivarennes via een klein bijriviertje van de Loire.
Tours en de foire à l’ail
Voor ons stadbezoek aan Tours vertrekken wij van Savonnières. De stad Tours heeft in het overstromingsgebied tussen Loire en Cher een modern park ingericht: la Gloriette, met een aantal mobieltjes (de kunstenaar Calder die sterk was in dergelijke mobieltjes woonde vlakbij, in Saché). Wat verder passeren wij ook langs volkstuintjes: een pracht voor het oog. Blijkbaar hebben zij hier het probleem met veel volkstuinen goed opgelost: een goed evenwicht tussen reglement en plezier voor de mensen. Zonder reglement wordt dergelijke omgeving snel nogal rommelig. Zonder over de percelen te spreken die verwaarloosd worden . In Tours hebben zij tientallen mensen op de wachtlijst. Een commissie afficheert regelmatig de percelen die een vermaning verdienen…
En tenslotte rijden wij Tours binnen, als een koning op een fiets. Of liever: de fiets is er koning. Een waar plezier voor de fietser! Aanleiding voor ons bezoek was de Foire à l’ail. In het historisch centrum kan je look in alle vormen vinden – weet je dat de roze het best bewaart- maar ook basiliek in alle kleuren en vormen. De stad heeft ook een knap art deco station, prachtig gerestaureerd. Een tweede bezoek is er niet meer van gekomen, spijtig genoeg.
Chinon - Candes
Een volgende rit brengt ons van Chinon naar Candes. Bij het binnenrijden van Chinon kunnen wij het niet laten even binnen te springen bij Elsie De Raedt. Deze dame is een vriendin van onze jeugdvriendin Marjan. Deze dame heeft zich op haar veertigste herbrond en is beginnen tuinieren. En hoe tuinieren! Vandaag heeft zij een roos en een rozenparfum op haar naam; een boek over rozen kweken en chambres d’hôte in Chinon, met een prachtige tuin bij. De tuin is enkel op afspraak te bezoeken, en dus vergenoegen wij er ons mee de voortuin even in te lopen. Eerlijk gezegd ben je natuurlijk, na tuinbezoeken aan Villandry of Chaumont een beetje geblaseerd. Maar het moet erkend dat de tuin van Elsie iets heeft, en met een minimum aan arbeid een maximum van oogplezier geeft.
Ik had gehoopt de restauratiewerf van het slot van Chinon te kunnen bezoeken: dat aspect van historisch gefundeerde restauratietechnieken interesseert mij enorm. Spijtig genoeg is die werf alleen te bezoeken in het weekend. Maar zonder dat is deze vesting een bezoek overwaard. Met onder andere een torentje vol met Jeanne d’Arc herinneringen.
Wij springen ook nog even binnen in het kleine scheepvaartmuseum. En vandaar gaat het per fiets langs de Vienne. Een prachtige rit door de polders van dit overstromingsgebied. Met nog een klein bezoekje aan het ecomusée in Savigny: een klein museum, maar heel recent, met een prachtige presentatie van de collecties over het dagelijks leven in de streek.
Eindpunt: Candes, het mooiste dorp van Frankrijk. Er zijn natuurlijk tientallen dorpen die deze titel voeren, maar Candes heeft die zeker niet gestolen: prachtig gelegen op de samenvloeiing van de Loire met de Vienne; een historisch kerkje en dorpskern die mag gezien zijn, met een panoramatafel boven het dorp. En waarschijnlijk een van de meest interessante punten om de streek per traditionele boot, kajak of kano te verkennen.
Een eindpunt dat voor ons halfweg is, aangezien wij terug moeten naar Chinon om de wagen te recupereren.
Tot zover ons fietsplezier en onze tuintjes. Een derde reden voor onze keuze van Touraine komt nu: de kasteeltjes…
Kastelen met een geschiedenis
Een pak Franse koningen in de periode van 1180 tot Louis XIV verbleven eigenlijk liever rond Orleans en Tours als in Parijs. Tours is trouwens onder Lodewijk XI de hoofdstad van Frankrijk geweest. Vandaar waarschijnlijk die hoofdstad van de wissen of van de poires tapées. En was de Loire beter bevaarbaar geweest dan was Tours misschien de hoofdstad van Frankrijk gebleven: veel centraler gelegenals Parijs, in de Jardin de France.
Die voorkeur werd gedeeld door wat men later de engelse koningen zou noemen, maar, what’s in a name. Die zogezegd engelse koningen hadden in feite ook franse roots. En hun aanspraak op de Franse troon was ernstig onderbouwd. Alleen verwierpen zij de Salische wet, van troonopvolging via de mannen. Daarop hebben wij in België tot de twintigste eeuw moeten wachten!
Het beroemde Chinon (vijftien km van Azay) is zelfs begonnen door Hendrik II Plantagenet (1133 –1189), koning van Engeland vanaf 1154. Voor hem was Chinon zelfs geen buitenverblijf, maar van evenveel gewicht als Londen: een tweede hoofdstad voor een multinationale staat.
Onze Hendrik was een zoon van Godfried Plantagenet, en Mathilde, de dochter van Hendrik I van Engeland. Deze Godfried, eerste koning uit het Huis Plantagenet werd in 1150 hertog van Normandië en in 1151 graaf van Anjou. Door zijn huwelijk met Eleonora van Aquitanië verkreeg hij in 1152 bovendien heel Zuidwest-Frankrijk. Hij kon dus ontegensprekelijk bogen op franse roots! Het is slechts het jaar erop, in 1153, dat hij naar Engeland trok om daar zijn rechten op de engelse troon te doen gelden.
Het was deze brave Hendrik II die in1170 Thomas Becket liet vermoorden, ondanks het feit dat hijzelf hem in 1162 had aangesteld als aartsbisschop van Canterbury, en dat Becket een vriend en vertrouweling van hem was.
Hendrik voerde oorlog tegen de Franse koningen Lodewijk VII en Filips II. Maar zijn zonen hebben het verkorven. Stank voor dank: Hendrik Jr. was aangeduid als troonopvolger; Richard was hertog van Aquitanië gemaakt, Geoffrey werd hertog van Bretagne. Voor Jan bleef niet veel meer over, vandaar Jan Zonder Land. Maar allen kwamen ze na 1173 tegen hun vader in opstand. Zij werden hierbij gesteund door de Fransen en door hun moeder, met wie Hendrik had gebroken en die hij vrijwel het grootste deel van hun huwelijk in een kasteel had opgesloten. Wat natuurlijk ook niet zo braaf was van onze Hendrik.
De dood van Hendrik jr., zijn zoon en beoogde troonopvolger, in 1183, werd gevolgd door de dood van zijn derde zoon Geoffrey, die in 1186 door een paard werd doodgetrapt bij een toernooi. Zijn tweede zoon, Richard (Leeuwenhart), versloeg Hendrik op 4 juli 1189.
Hendrik II Plantagenet stierf in het kasteel Chinon, na het verraad van zijn favoriete zoon Jan zonder Land. Men zou voor minder de kop laten hangen. Hij werd begraven in de abdij van Fontevraud, dat trouwens opgenomen is in het circuit van Loire à Vélo. Wij hebben echter afgehaakt in Candes o.a. omdat de weg naar Fontevraud een beetje klimt. Maar voor sportievelingen zeker een interessant omwegje.
Ook Richard I van Engeland Leeuwenhart houdt in Frankrijk een vinger in de pap. Het is Leeuwenhart die in 1206 een eerste versie van het kasteel van Langeais bouwde, nog een van de hoogtepunten van de streek. Een prachtig stadje; met trouwens een interessante camping langs een meertje. Doel van een van onze eerste ritjes: een tiental km vanuit Azay, langs een nogal drukke departementale weg..
Langeais werd in de 12e eeuw door Koning Philips II van Frankrijk heroverd. Uiteindelijk werd het fort door de Engelsen vernietigd tijdens de Honderdjarige Oorlog. Lodewijk XI van Frankrijk (1461-1483) heeft het laten herbouwen in de staat zoals wij het vandaag nog kunnen bezoeken.
De grote hal van het kasteel was het toneel van de bruiloft tussen Anna van Bretagne (15 jaar) en Koning Karel VIII van Frankrijk op 6 december 1491. Het politiek geregelde huwelijk moest de relatie en eenheid tussen Engeland en Frankrijk versterken en behouden. De ambassadeur van Firenze stuurde een gepeperd relaas van die eerste huwelijksnacht tussen die twee pubers naar zijn geboortestad.
Maar dus, Richard Leeuwenhart voelde zich thuis in Langeais.
Maar eigenlijk waren die Plantagenets dus evenzeer Frans als Engels. De grondvesten van Chinon en Langeais zijn Plantagenet. Tenslotte zijn onze Coburgs ook een multicultureel koningshuis. Dan maar liever een republiek, zeggen de GrootDietslandaanhangers van het Belang…
Wij kunnen ons dus terecht afvragen vanwaar de stemmen kwamen die aan Jeanne d’Arc aanraadden de valois Karel VII te steunen in zijn strijd tegen de Lancasters. Want het is in datzelfde Chinon dat Jeanne d’Arc twee eeuwen later die Karel VII komt opzoeken, en hem herkent in een pak hovelingen (de olijkerd wilde haar zo testen: hij had zich onopvallend tussen zijn pages gemengd).
Karel VII heeft het aan de stok met de Lancasters. In inderdaad, na de Plantagenets komen het huis Lancaster en het huis York, die elkaar fameus in de haren vlogen, in de Rozenoorlogen. De Lancasters blijven ook argumenten houden op de troon van Frankrijk. De Lancasterkoning Hendrik V veroverde in de Honderdjarige Oorlog Normandië en won een beslissende overwinning in de Slag bij Azincourt in 1415. Net zoals in 1302 met de goedendag velden de engelse longbowschutters massaal de Franse ruiters. De Franse koning Karel VI erkende na Azincourt Hendrik V als zijn troonopvolger. Donné, c’est donné; et reprendre, c’est voler! In 1422 overleed Hendrik en werd hij opgevolgd door zijn zoon Hendrik VI, die destijds nog maar negen maanden oud was. Hiermee werd deze spruit ook koning van Frankrijk, want ook Karel VI was in 1422 gestorven. Hendrik VI is de enige in de geschiedenis die koning van zowel Engeland als Frankrijk was.
Het is dus in Chinon dat Jeanne d’Arc twee eeuwen later Karel VII komt opzoeken om die Lancaster te verjagen. In 1429 werd Karel VII tot koning van Frankrijk gekroond. Hierna werden de Engelsen langzaam maar zeker uit Frankrijk verdreven, tot Engeland in 1453 alleen nog Calais over had.
Vanaf deze Karel VII bouwde zowat iedere Franse koning een optrekje in de streek.
Maar ook hun maîtresses kregen hun deel. De meest bekende zijn Agnes Sorel en Diane de Poitiers.
Deze Karel VII had blijkbaar aan het gezelschap van Jeanne d’arc niet genoeg: hij erkende openlijk als maîtresse Agnes Sorel (1422 –1450). De schilder Jean FOUQUET heeft een van haar borsten onsterfelijk gemaakt in een schilderij dat nu in het Museum van Schone Kunsten van Antwerpen kan bekeken worden.
Deze maagd met kind is uitzonderlijk modern, met die engeltjes in blauw en rood. Maar dit is dan volgens sommigen een overblijfsel van de gouden achtergrond in de iconen…
Karel II gaf eerst aan zijn Dame de Beauté het kasteel van de Schoonheid (de la Beauté, in Nogent-sur-Marne). Zij moest uiteindelijk het hof in Chinon verlaten, omdat de kroonprins, de toekomstige Lodewijk XI, haar het leven zuur maakte. Anderen zeggen dat hij haar het hof maakte, maar dat zijn kwatongen. Agnes vestigde zich daarna in Loches. Dit stadje is een werkelijke aanrader, een beetje verloren in de graanvelden van Touraine.
Haar lichaam werd overgebracht naar Loches en in de kapittelkerk bijgezet. De kanunniken, aan wie zij met gulle hand schenkingen had gedaan, vroegen aan Lodewijk XI de toestemming om haar graftombe naar het kasteel over te brengen. Zij werden in hun godsvrucht vertroebeld door dat graf in hun midden. Louis XI had daar geen bezwaar tegen, op voorwaarde dat de giften die aan dat graf verbonden waren dezelfde weg zouden gaan. De kanunniken drongen niet verder aan.
De Franse revolutionairen hebben een groot deel van haar gebeente verstrooid en haar prachtige grafmonument geschonden. Napoleon restaureerde het en in 2005 werd het van het kasteel van Loches overgebracht naar de kapittelkerk Saint-Ours, waar het nog steeds te bezichtigen is. Maar al die verhuizingen maakten dat van het oorspronkelijk skelet van de dame de beauté naar het schijnt alleen een kaaksbeen overblijft. Wie dus bij het grafmonument wegdroomt moet zijn verbeelding zwaar op de proef stellen.
Buiten Loches heeft Sorel geen sporen nagelaten. Maar al die andere maîtresses hebben dat wel gedaan.
Hendrik II (1519 - 1559) huwde op 28 oktober 1533, op 14-jarige leeftijd, met de even oude puber Catharina de Medici. In 1547 volgde Hendrik zijn vader op als koning van Frankrijk.
In 1544 werd dan eindelijk het eerste kind geboren. Nog negen andere zouden volgen, in twaalf jaar tijd. Maar onze Franse Hendrik II (niet te verwarren met Hendrik II Plantagenet) maakte blijkbaar een scherp onderscheid tussen seks voor de voortplanting (met die Medici) en seks tout court. Zijn maîtresse werd Diane de Poitiers. Hendrik II schonk haar het kasteel van Chenonceau. Maar Hendriks vrouw Catharina de Medici laat Diana uit het kasteel zetten. En natuurlijk willen de naaste medewerkers een optrekje dicht bij het koninklijk verblijf. Azay le Rideau bijvoorbeeld. Dit is in zijn huidige staat verbouwd door Gilles Berthelot, die o.a. schatmeester van Frankrijk was. In 1528 werd Berthelot door koning Frans I beschuldigd van verduistering. De koning legde beslag op het kasteel van Azay-le-Rideau en schonk het aan zijn wapenmaker.
Villandry was dan weer van Jean Breton, de staatssecretaris van financiën van Frans I. Breton was namelijk ambassadeur in Italië geweest en had zich toen in zijn vrije tijd bezig gehouden met de Italiaanse tuinkunst. Hij legt dan ook de basis voor de tuinen, met duidelijk Italiaanse invloed. In 1536 werd Villandry voltooid: het was het laatste, grote renaissancekasteel dat aan de Loire zou worden gebouwd.
De balans slaat definitief over naar Parijs met Lodewijk XIV die het Château de Chambord nog afbouwt, maar uiteindelijk aan Versailles begint.
Met ons fietsje rollen wij dus over eeuwen geschiedenis. Van de woeste alkoven van de franse koningen, over platgeslagen peren, langs hennepvelden, over Loiredijken: meer moet dat niet zijn...
Kortom: de Loire per fiets:een absolute aanrader!